woensdag 24 mei 2017

Vrije val

“Love is not really an action that you do. Love is what and who you are, in your deepest essence. Love is a place that already exists inside of you, but is also greater than you.” ~Richard Rohr

Nodig

Ik heb God nodig. Ik heb het denken over God nodig. Voor veel mensen is geloof iets dat je aanneemt en dan is het goed. Iets dat in je bagage thuishoort zoals een lipstick en een zakdoek in je handtas. Hoe zieker ik werd, hoe meer ik mijn leven moest aanpassen en hoe meer teleurstellende berichten ik kreeg uit het ziekenhuis, hoe meer ik nadacht over geloof, lijden en en het vinden van innerlijke vrede. 
Mijn ziekte maakt dat ik God constant nodig heb als houvast. Om met de pijn om te gaan. Om met teleurstellingen om te gaan. Om met de mensen die het allemaal beter weten om te gaan. Om rust te vinden als er in mijn lichaam alleen onrust is. Om vrede te vinden op een dag als vandaag, waarop ik verschrikkelijk misselijk ben, koorts heb, ontstekingen heb en me ziek voel. En je ontdekt dan dat sommige delen van je geloof alleen in theorie kloppen. Dat ze ”werken" of "kloppen" als je gezond bent, je leven voorspoedig loopt en je niet hoef te dealen met een ziek lichaam. maar dat ze onbruikbaar worden op dagen als deze. 
Het” geloof is niet op mijn lijf geschreven. Letterlijk. Ik zoek, worstel, ontdek en beweeg mee.  Ik houd me vast, laat los en word weer gegrepen.

Psalm 88

Zondag preekte ik over Psalm 88. De enige Psalm zonder antwoord, waar de Psalmist in diepe ellende achterblijft. Geen God die redt. Het blijft stil. Alleen een wanhopige schrijver die vechtend tegen zijn gevoel van boosheid op zoek is naar de schuldige. Heeft U dit gedaan God? Heeft U me in deze put gelegd? Waar bent U als alles donker is? 
Ik heb deze Psalm al zo vaak gelezen. Het voelt zo alleen op die bodem van de put. Verlaten. Het voelt als straf, als of iemand het jou aandoet. Het voelt als of er een schuldige moet zijn. Je wilt weten wie hier verantwoordelijk voor is. Je wilt antwoord op je vragen. Maar er komt niets. Het is een bijzondere plek daar op de bodem van de put. Niemand die bij me kan. Niemand die me er uit kan trekken. Niemand die er naast me komt zitten, ook al verlang ik er soms zo heftig naar. Soms zo heftig dat ik anderen probeer mee te trekken die put in. Zie je niet hoe beroerd ik ben vandaag? Zie je niet wat een verrot bestaan dit leven is? Maar het helpt niet. Op de bodem van de put ben je alleen en is het stil.
Op de bodem van de put, sta ik naakt voor God, met lege handen, met al mijn boosheid en beschuldigingen. Totdat dat moment van overgave komt. Dat moment dat ik kan zeggen: “Ik weet het niet meer en ik ken U denk ik niet echt God. Ik heb me krampachtig aan U vast proberen te houden. Nu laat ik los. U bent niet zoals mensen over U spreken, zoals ik zelf over U spreek.” Eerst lijkt het donker daar in de put, zoals ook in Psalm 88. En lijkt er geen antwoord te zijn. 

Vrije val

En dan een vrije val. Het is als jezelf laten vallen in het onbekende in de hoop dat iets je val zal breken. Je op zal vangen. Lang hoopte ik dat iemand mijn vrije val zou gaan breken. Lang heb ik gehoopt dat iemand zou komen met een theologie, een formule, een medicijn, iets waardoor ik zou herstellen, genezen, verlicht worden. Iets waardoor het leven minder zwaar zou worden. Iets waardoor ik niet elke dag die strijd met de pijn, moeheid en bijwerkingen van medicatie zou aan hoeven te gaan. Iets waardoor het makkelijk zou worden. Maar er kwam niets.

Uiteindelijk heb ik me overgegeven aan die vrije val. Niet meer geprobeerd de val te breken. Niet meer geprobeerd tegen te stribbelen. En ik viel, viel in het onbekende. In de liefde. Een vrije val de vrijheid in. 



"Ik heb je lief"

“Ik heb je lief. Ik heb je altijd lief gehad en zal je altijd liefhebben.” Geliefd zijn tot in elke cel van je lichaam. Hoeveel uren heb ik gehuild de afgelopen jaren? Hoeveel momenten dat ik het niet meer zag zitten? Ik heb uren in stilte gezeten. Binnen, bij een kaars. En de laatste maanden elke dag buiten en dat doe ik nog steeds. Eerst ebt de boosheid weg. Dan hoor ik mijn eigen adem en besef ik dat God slechts een ademteug van me verwijderd is. Dat ik alleen adem hoef te halen om te weten: Hij is in me. En dan komt het besef dat alles om me heen God ademt. Alles ademt liefde. Hoe kan God die in Zijn schepping woont, die in ons woont -zoals Paulus dat zo mooi zegt: Christus die in ons woont-, het Woord dat in den beginne al was, hoe kan Hij die perfecte liefde is, Zijn schepping, waarin Hij zelf woont, niet liefhebben?


Ik laat me vallen. Steeds weer. Steeds meer. Luister naar mijn adem en besef: ik ben vrij. Zelfs als mijn lichaam me gevangen houdt.

1 opmerking: