maandag 15 mei 2017

Genade zo oneindig groot……

Het woord genade heb ik eigenlijk pas leren kennen na mijn 21ste. Ik ben niet opgevoed met een orthodox godsbeeld. Op mijn 21ste leerde ik het verhaal over zonde, straf en verlossing kennen en nam ik Jezus als Heer en Verlosser in mijn leven aan in een Pinkstergemeente in de Verenigde Staten. Ik leerde daar dat ik zondig was. Dat ik Jezus nodig had om me daarvan te redden en dat ik nu voor eeuwig gered was. En met mijn redding leerde ik het woord “grace”. Genade. Amazing grace. Genade zo oneindig groot…..

Zonde en genade

Met het zondeverhaal leerde ik ook het genadeverhaal. God hield van me en dat zou nooit meer veranderen. Een heerlijk idee, al snapte ik niet precies hoe dat dan te rijmen was met het feit dat Hij me nu pas door de ogen van Jezus kon zien en me kon vergeven voor mijn zonden. Waarom kon Hij daarvoor dan niet van me houden? Ik leerde dat Hij een liefdevolle Vader was, die eerst het offer van Zijn Zoon nodig had om ook daadwerkelijk liefdevol over me te kunnen denken.

Uitverkiezing

In de tijd dat ik godsdienst-pastoraal-werk studeerde aan de Christelijke Hogeschool in Ede, maakte ik kennis met de reformatorische variant. Ik leerde opnieuw over mijn zondigheid. Maar hier was de teneur niet zo vrolijk. De straf op de zonde is de dood. Maar als je bekeerd bent, dan is er hoop. Als je bekeerd bent. Maar hoe zeker kon je daar over zijn? Dat God altijd al van je hield en altijd van je zou houden was hier niet zo’n vast gegeven. Er is geen goedkope genade. Ik leerde over de uitverkiezing en zelfs over een dubbele uitverkiezing. Het duizelde me af en toe. Gered of niet gered? Hemel en hel? Wel of niet geliefd door God? 

Hij hield altijd al van je, maar....

Daarna maakte ik door mijn ziekte kennis met de charismatische-Vrij-Zijn-bevrijdingspastoraat- variant. God hield altijd al zoveel van me en zou altijd van me houden. Dat klonk zeer prettig in mijn oren. En als ik Jezus aannam, was ik voor altijd gered en had ik mijn plaatsbewijs voor de hemel. Tof. Alleen die ziekte van me. Dat was Gods bedoeling niet. God is een liefdevolle Vader en wil me niet ziek. En omdat Hij me niet ziek wil, moet er nog iets zijn, want ik was wel ziek. Demonen? Zonden uit mijn verleden? Zonden uit het verleden van mijn voorouders? Ik leerde nu een liefdevolle Vader kennen, die kon zegenen en vervloeken. Maar hoe zat dat dan met de genade en dat Hij altijd al van me hield? Door Jezus waren toch al mijn zonden vergeven en zo ver van me weg als het oosten van het westen? Was die genade dan niet groot genoeg? Het kon er ook nog aan liggen, dat het nog niet Gods plan was dat ik nu werd genezen, werd me verteld. God zou dan zeker een plan met mijn ziekte hebben. Nu raakte ik helemaal de draad kwijt: Dus God is een liefdevolle Vader, heeft altijd van me gehouden, houdt nu ik Jezus ken in het bijzonder van me, maar laat me nog een tijdje pijn lijden omdat dat beter is? Welke Vader laat zijn kind pijn lijden als hij er voor kan zorgen dat zijn kind geen pijn meer hoeft te hebben? Een sadistische vader? Een Vader die willekeurig lievelingetjes uitzoekt om te genezen?

Koers kwijt

Ik raakte in de genadezee behoorlijk mijn koers kwijt. Als God zoveel van mensen houdt, waarom dan alleen van christenen? Als Hij zoveel van mensen houdt, waarom verdienen we dan in Gods ogen eerst de doodstraf? Als Hij zoveel van mensen houdt, waarom kan Hij dan pas echt van ons houden als we Jezus aangenomen hebben? Als Hij zoveel van mensen houdt, waarom zouden er dan nog vloeken zijn en zou Hij mensen vervloeken tot in het tiende geslacht?
Als je er verder over na wilt denken, moet je dit filmpje eens kijken: 



Het was vooral mijn ziekte die me op een andere weg bracht. Die me liet zien wat een vreemde logica -was dat wel logica?- in de genade en oneindige goedheid van God zat. Voor wat, hoort wat.  Om “gebruik te maken” van zijn oneindige liefde, moesten we wel het offer van Jezus aannemen. En voor God om ons oneindig te kunnen liefhebben, moest Hij wel eerst zijn Zoon opofferen. 

Gods genade is niet zo groot of mijn begrip te klein

Ik besloot dat er twee opties waren: Of Gods genade was toch niet zo groot, of mijn begrip van God was te klein en Gods genade en goedheid waren veel groter dan wij mensen aan konden en daarom beperkten we het. Over dat laatste idee laat ik mijn gedachten even gaan.

Wij mensen willen ons altijd kunnen meten aan anderen. We willen weten of we het goed doen. We hebben een voor-wat-hoort-wat-mentaliteit. Niets is gratis. We moeten het verdienen. Wie niet op de goede manier in God gelooft, verdient geen genade. Zo was het al met het volk Israël en het verhaal rond de uittocht. Voor de Egyptenaren was er geen genade. Het was zo met de Farizeeërs en schriftgeleerden, die gewezen werden op Gods genade door Jezus, maar er van overtuigd waren dat zij alleen recht hadden op Gods genade. En het is nog steeds zo. Nog steeds vertellen we mensen over verloren zijn, hel en voor-wat-hoort-wat. Een God die alleen van je houdt als je de goede gebeden bidt, het juiste geloof kiest en daarbinnen nog de juiste versie.

Proef op de som

Een jaar geleden nam ik de proef op de som. Ik besloot werkelijk te gaan geloven in Gods oneindige liefde en goedheid. In onvoorwaardelijke liefde. In een God die altijd van me hield en van me zou houden en geen voor-wat-hoort-wat-economie er op na hield. In een God die van elk mens houdt en zich niet liet beperken tot kerkmuren, landsgrenzen en godsbeelden. Een God die de mens schiep naar zijn beeld en zag dat het goed was. Ik besloot niet meer in dat menselijke idee te geloven dat genade zich beperkte. Ik besloot dat ik geen geloof meer wilde hebben dat op angst gebaseerd was. Op angst er niet bij te horen. Angst voor de dood. Angst voor het onbekende. Angst om het fout te doen. Ik besloot dat ik alleen nog ging voor het grote gebod: God liefhebben door je naaste lief te hebben als jezelf. Dat was wat Jezus ons onderwees. In elk mens iets van het beeld van God kunnen zien. Ik wilde onvoorwaardelijk leren liefhebben en zo op Jezus gaan lijken en groeien op zijn weg van liefde. Ik zal je vertellen wat er gebeurde. 

Ik probeerde in ieder mens iets van God te gaan zien. In vrienden, familie, maar ook in elk mens op straat. Ik probeerde om geen gedachten te vormen over hun achtergrond, godsdienst, geaardheid of sociale status. Gewoon elk mens te zien als beeld van God. En ik begon te ervaren hoe immens moeilijk dat was en hoeveel vooroordelen er in me leefden.

Conformeren aan mijn godsbeeld

Ik ontdekte dat mijn geloof helemaal niet gebaseerd was op onvoorwaardelijke liefde en dat ik allerlei eisen stelde aan mensen die op zoek waren naar Gods liefde. Ze moesten wel zus of zo geloven, eerst op hun knieën, zondaarsgebed bidden. Ze moesten wel een alpha-cursus doorlopen, gedoopt worden. Ze moesten wel naar de kerk komen en ingebed worden in het systeem. Kortom, ze moesten zich wel conformeren aan mijn idee van God. Hmm, dat had ik eerder gehoord in de Bijbel en het had te maken met Farizeeërs en schriftgeleerden. Blind, noemde Jezus hen….

Voor wat hoort wat

Ik ontdekte dat ik zelf moeite had met dat begrip “onvoorwaardelijke liefde”. Hoeveel makkelijker is “voor-wat-hoort-wat”? Genade kunnen verdienen? Als ik maar juiste regels volg, bid, vast, naar de kerk ga, voor andere bid, dan….. Hoeveel makkelijker is het om jezelf goed te praten op grond van je daden, op grond van de gedragscodes die in jouw clubje gelden? Je volwassenheid als christen te kunnen meten op grond van hoe actief je bent in je kerk, hoe zuiver je bent in de leer en hoe zeer je de christelijke dogmatiek tot in de puntjes kent en volgt. Geen van die dingen telden nu meer voor me. Ik wilde anderen niet meten en beoordelen en onvoorwaardelijk lief hebben. Daarvoor moest ik ook mezelf niet meer meten en mezelf onvoorwaardelijk geliefd weten door God. Niet op grond van mijn geloof, of op grond van wat ik als christen “presteerde”, maar als iets dat ik al gekregen had en slechts hoefde te ontvangen. Inderdaad, om niet. Ik kon er niets aan veranderen. Het was er al en zou er altijd zijn. Ik begon te begrijpen dat Jezus niet was gekomen om Gods beeld van mij te veranderen -Hij hield immers al van me-, maar om mijn beeld van God, van oneindige, onvoorwaardelijke liefde te veranderen.

Moeilijk

Ik ontdekte daardoor dat onvoorwaardelijk liefhebben heel moeilijk is, omdat mensen onvoorwaardelijke liefde niet kennen. Voor-wat-hoort-wat is zo in de mens geprent, dat we (bijna) opstandig worden als we geconfronteerd worden met onvoorwaardelijke liefde. Het kan niet. Zo kan God niet zijn. Zo makkelijk komen we er niet van af.
En zelfs de  ontvangers van mijn erbarmelijke poging onvoorwaardelijk lief te hebben, waren soms vol ongeloof en argwanend. Waarom zou een christen een andersgelovige of niet-gelovige willen helpen? Daar moest een verborgen agenda zijn. Wil ze ons bekeren? Wil ze geld? Wat wil ze van ons? Ik oefende het in de inloophuiskamer,  die ik opende voor iedereen in het dorp. En begon te zien hoe liefde werkt. Het opent mensen. Het brengt vrede als mensen het willen ontvangen. Het maakt zelfs de -in mijn ogen- moeilijkste mensen mooi als ze door liefde worden getroffen in hun hart. En het beeld dat ze van God in zich dragen begint zichtbaar te worden.

Beeld van God verandert

En terwijl ik me oefende in het leven in deze onvoorwaardelijke liefde en het doorgeven ervan, begon mijn beeld van God af te brokkelen en plaats te maken voor het besef dat ik God op allerlei manieren door mijn menselijk denken had beperkt. Hij begon groter te worden, ruimer en het begrip “onvoorwaardelijke liefde” begon blijdschap bij me op te roepen en vrijheid en werkelijk onvoorwaardelijk te worden. De druk van het “moeten” verdween. Moeten Bijbellezen, moeten bidden, moeten vasten, moeten…. 

Liefde veroorzaakt woede en onbegrip

En hoe meer mijn blijdschap groeide en mijn liefde voor mensen en voor God toenam, hoe meer tegenstand ik ondervond, beschuldigingen me troffen en ik zelfs onbegrip en woede uitlokte bij sommigen. Tegenstand van mede-christenen die vinden dat de onvoorwaardelijke liefde van God alleen voor hen is, alleen voor wie de juiste regels en juiste leer volgt. Het voelt raar. Waar ik het gevoel heb dichter bij God en mensen te komen, maken anderen me uit voor slechte christen of ketter of zelfs “volgeling van de duivel”. Toch kan ik niet terug. Mijn experiment heeft me veranderd. Het heeft me rust gebracht, vrede, liefde, blijdschap en nieuwe passie voor het verkondigen van het Evangelie. Voor de weg van Jezus: God liefhebben en je naaste liefhebben als jezelf.  Zelfs je vijanden liefhebben. En bovenal heeft het me een nieuw beeld van God gegeven. Genade zo oneindig groot…..  Een Vader die werkelijk van me houdt, zonder mitsen of maren. Gewoon, omdat ik Zijn kind ben samen met al die andere mensen. Of je het nu wilt of niet. Veranderen kun je het niet, maar erin en ernaar gaan leven wel.


Meer lezen over een God van vrede? Volg ons op "Vrede preken"

3 opmerkingen:

  1. Mooi en herkenbaar proces.
    Ik ga er vanavond over doordenken bij de 7x7-tour van Lazarus :)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Via een heel andere weg, een u-bocht, terwijl ik onderweg denk: Hè, waar gaat ze nou heen?, kom je toch weer bij hetzelfde uit als ik.

    BeantwoordenVerwijderen