maandag 25 april 2016

FEYENOORD

Het was op station Gouda Goverwelle. Ik moest naar Rotterdam om naar het ziekenhuis te gaan. De trein naar Rotterdam had vertraging. Er stonden erg veel mensen. Feyenoordsupporters. Op weg naar de huldiging van hun club. Het was een bijzondere groep mensen. Kinderen, tieners, twintigers, dertigers, veertigers, vijftigers. Sommigen in clubshirt, met clubsjaal. Allochtoon, autochtoon. Ook wat nette heren. 




Ouder echtpaar

En tussen al die mensen stond een ouder echtpaar. Een jaar of 80. Ze keken verward naar het bord. De vertraging liep op. De trein naar Den Haag kwam binnen. Veel mensen stapten in die trein. Ze wachtten niet meer de sprinter naar Rotterdam af, maar kozen om op Gouda over te stappen op de Intercity naar Rotterdam. De verwarring op het gezicht van het oudere echtpaar werd groter. De supporters stapten voor hun gevoel in de verkeerde trein. Hadden zij het fout? Wachtten ze op de verkeerde trein? Een lichte paniek was op het gezicht af te lezen. Ik vroeg of ik kon helpen. De man reageerde in prachtig Limburgs accent. "We zijn op weg naar Rotterdam. Naar de Coolsingel." Zijn gezicht straalde nu. En toen weer wat paniekerig. "Maar ik weet niet hoe het nu met de trein moet." Ik zei dat het goed kwam, ook al bedacht ik me dat als je vanuit Limburg op Gouda Goverwelle gestrand was, je toch niet helemaal goed bezig was.  De sprinter naar Rotterdam zou er zo aan komen en dan konden ze lekker gaan zitten tot Rotterdam. Volgens mij kon er weinig meer mis gaan nu. Hun gezicht klaarde weer op. "We zijn sinds half zeven vanmorgen onderweg uit het zuiden." Ik lachte naar hen: "Alles voor uw club, hè?" De man sloeg zijn arm om zijn vrouw heen: "Ja, alles voor onze club. Dit gaan we meemaken! " De trein kwam er aan. "Geniet ervan vandaag!" Stralend stapten ze de trein in. Ik stapte ook in. De trein was overvol. Ik zocht een plekje tussen de luidruchtige Feyenoordsupporters. Voelde me een vreemde tussen alle rood-witte sjaaltjes en shirts, het gezang en gejoel, en vroeg me af of de mensen in de trein ook konden zien wie ik support. Ik had dan wel geen Jezus-sjaaltje of Jezus-shirt, maar wel twee oude mensen op weg geholpen naar hèt feest van hun aardse leven. Ach wie weet, had mijn vriendelijkheid hen ook iets anders gebracht. Een glimp van mijn idool. "They will know we are christians by our love." Weten ze het? Ik hoop het. Ik hoop het van harte.....

Bierblik

Als ik uit wil stappen op Rotterdam Alexander, worstel ik me naar de deur tussen de supporters door. Een grote vent met een bierblik in zijn hand blokkeert de deur. Hij staat met zijn rug tegen de deur en zijn gezicht naar me toe en is niet van plan de deur vrij te maken. De trein staat nog niet stil en ik ga rustig voor hem staan. Hij lacht naar me. Het is vast niet zijn eerst blik bier. "Hé, mevrouwtje!" Ik lach terug: "Hoi! Op weg naar de Coolsingel?" "Ja, gaat u niet mee dan? Moet u werken?" "Nee", antwoord ik eerlijk, "ik moet naar het ziekenhuis." Hij laat zijn blik bier even zakken. Een beetje uit het veld geslagen nu antwoordt hij: "Dat is echt niet tof." En hij mompelt nog een keer in zichzelf: "Dat is niet tof." Ik lach weer naar hem: "Maak er maar een mooi feest van vandaag! Geniet ervan. Fijne dag! " De trein stopt. Hij stapt een beetje waggelend opzij zodat ik de deur kan openen. Als ik uitstap roept hij me na: "Hé, sterkte, hè mevrouw, vandaag in het ziekenhuis, want dat is echt niet tof!"

vrijdag 22 april 2016

BRIEF AAN GOD

Lieve Vader,

Vandaag wil ik U een brief schrijven, omdat ik wat gedachten wil delen met U. Maar voordat ik to-the-point kom, eerst een bedankje. Wat fijn dat U de afgelopen dagen naar mijn geschreeuw geluisterd heeft. Geduldig. Zonder iets te zeggen. Dat heeft me geholpen. Geholpen om mijn gedachten te ordenen. Wat lijkt het me leeg, als je niemand hebt om tegen te schreeuwen. Maar goed, nu dan waar het om gaat.

U weet allang dat ik weer in een periode zit dat het niet goed gaat. Weer meer pijn. Weer meer medicatie. Weer achteruitgang. En iedere keer struikel ik dan weer over mijn vragen. Waar komt het lijden vandaan? Wat moet ik er mee? Wat is Uw rol erin? En steeds weer kom ik er niet uit. Ik kom er gewoon niet uit. Nu denk ik de laatste tijd steeds meer: Vraagt U me wel om er een antwoord op te vinden? Ik wil het zo graag weten. Is het misschien zo dat U me helemaal niet vraagt om naar een antwoord te zoeken? Weet U, dan krijg ik van die mensen op bezoek die me zeggen dat ik het later wel zal begrijpen. Tja, als of dat troost. Of dat ik met de nieuwe hemel en de nieuwe aarde een nieuw lichaam zal hebben. Of dat U me echt wil genezen. Maar ja, dat helpt me allemaal nu niet echt om om te gaan met de pijn. 



’s Morgens als de zon op gaat en er van die mooie wolken zijn en ik dat bijzondere licht zie, dan denk ik vaak: “Oh, het is zo ver! Jezus komt terug!”. Helaas, het is nog niet zo ver gekomen. Maar het voelt wel als een glimp van de eeuwigheid. Een knipoog van U. “Je pijn, lieve meis, laat je weten dat Ik er ben. Het brengt je op een wonderlijke manier bij Mij. ” Het troost me een beetje, maar het laat me vooral iedere keer beseffen dat ik in een wereld leef, die veel mensen niet kunnen voorstellen. Dat ik door de pijn anders naar de wereld kijk. En andere verlangens heb.

Gevangen zijn in je lichaam met 24 uur per dag pijn. Pijn waartegen niets helpt. Het maakt niet uit hoe je zit, ligt, draait of staat. De pijn is er. Ergens, op een of andere manier, moet je er mee leren leven. Vader vergeef me, dat sommige christelijke vrienden zo ver van me af zijn komen te staan. Dat ik niet graag meer kom op gebedskringen waar er genezing over me geproclameerd wordt. Waar ik moet overwinnen en beseffen “dat ik al genezen ben”. Vader, vergeef me, dat ik me niet meer op mijn gemak voel in “overwinningsland”. Dat ik niet meer hoop op genezing. Ja, in mijn hart, natuurlijk staat die deur nog open. Die zal wel nooit helemaal sluiten. Maar ik ben -noodgedwongen- gaan leven in een ander land, lijkt wel. Een andere kamertje van hetzelfde huis misschien? Een klein, soms eenzaam kamertje.  Maar het is ook een bijzonder kamertje, merk ik,  waar ik nooit echt alleen ben.

Vandaag zat ik met een goede vriendin aan de keukentafel. Ze heeft het ook moeilijk. En we zaten samen te huilen. Ieder met ons eigen verdriet. En we sloten onze ogen en brachten ons verdriet bij U. En het voelde zo heerlijk. Onze tranen mochten er zijn. We hadden geen van beiden de behoefte om ze af te wissen. We hadden ook geen van beiden de behoefte om U om een antwoord te vragen. Wat een geweldige vriendin is ze! Wat een cadeau! Wat zou mijn leven een stuk eenvoudiger worden als er meer mensen waren die konden leven met de rust dat er op dit moment geen antwoord is. Geen antwoord op mijn lijden of dat van vele anderen. Gek eigenlijk, maar het voelde hemels. Het voelde als een glimp van Uw Koninkrijk om even geen antwoorden te hoeven hebben. Sprak Jezus daarom misschien de Zaligsprekingen aan het begin van Zijn prediking? Om ons te vertellen dat als je in je leven op een punt komt dat er geen antwoorden meer zijn, je daar gekomen bent waar je iets kan zien van Zijn Koninkrijk? Dat het je ogen op een andere manier opent?

Vader, ik wil niet verbitterd raken door de pijn. Ook niet door het niet begrepen worden door mensen. Ik zoek soms vertwijfeld naar een manier hoe ik dat kan voorkomen. Ik wil het gewoon echt niet. Ik denk dat U me deze week daar een antwoord op gaf. Of het begin van een antwoord. Het was een kort zinnetje in Psalm 63: “Ik ben aan U gehecht met heel mijn ziel”. Wow, die woorden vulden mijn hoofd, mijn lichaam, mijn ziel. Als een knoop aan een bloes genaaid, als een treinwagon aan een trein gekoppeld, zo zit ik aan U vastgehecht. En hoe ik ook schreeuw, door het leven ren, in de put zit of verdrietig ben of boos word, mijn ziel zit zo stevig vast aan U, dat ik U nooit kwijt raak. Klinkt het gek, als ik zeg dat ik me door mijn pijn soms voel als een tentpin? Bij elke tegenslag, bij nog meer pijn, in elke slapeloze nacht, wordt de pin dieper in de grond geslagen met zo'n grote houten hamer. Het doet pijn. Dieper en dieper. Maar steeds meer raakt mijn ziel verankerd in U. Het voelt als of ik zo diep ga met U, zo diep, dat mensen die hier niet doorheen gaan me niet meer kunnen volgen. Als of pijn en ziekte je tot zo’n diepgang met U brengen, dat die wereldse eenzaamheid opgevuld wordt door U. Dat mijn ziel nog veel steviger gehecht wordt aan U. Vader, dat is mijn verlangen. Vul me zo met U, dat ik er genoeg aan heb om dit leven te kunnen leven. Met vreugde. 

Vader, het zijn maar een paar gedachten. Schrijf maar geen brief terug. Ik hoef geen antwoord. Misschien moet ik leren leven zonder antwoorden. En is het genoeg te weten dat mijn ziel aan U gehecht is.

Ik wil U nog wel één verlangen kenbaar maken. Misschien kunt U me daar nog wat in helpen of adviseren. Ik wil zo heel graag andere mensen die verbitterd zijn door pijn of door makkelijke antwoorden, mensen die het leven zwaar vinden, helpen om hun ziel te verankeren in U. Ja, als U me daar een briefje over zou willen schrijven hoe ik dat het beste kan doen, dan zou ik dat erg waarderen. 

Fijn als U tot hier gekomen bent en de moeite genomen heeft deze brief te lezen. Ach, ik weet heus wel, dat U deze brief niet nodig heeft om me te horen. Maar misschien heeft iemand anders er iets aan. Wie weet.

Liefs,

Annemieke

zaterdag 9 april 2016

IK HOUD TOCH VAN JE!

Soms probeer ik wel eens iets uit te leggen over wat dunne vezelneuropathie (en reuma) is en wat het is te leven met 24 uur per dag pijn. Ik stuurde een vriend een linkje naar een site over DVN en kreeg dit antwoord terug: “De beschrijving van de pijn en ziekte is helder, maar wat ik mis is de hoop. De hoop dat ergens aan het einde van de donkere tunnel leven is, uitzicht, liefde en warmte. Dit verhaal is een verhaal dat bol staat van pijn, een moeizame zoektocht in een ziekteproces en vervolgens alleen de nuchtere constatering dat er om elke hoek een volgende stap van aftakeling en verval ligt.”

Lotgenotensites

Dat raakte me. Want het is zo waar. Medische sites en lotgenotensites zijn meestal een bolwerk van hopeloosheid en moedeloosheid. Een klaagzang. Het leven met een ziekte is uitzichtloos en zwaar. En ik zal het niet ontkennen, ja, dat is het vaak ook. Zwaar. Loodzwaar. Vooral als je weer een stap terug moet doen. Weer een stuk gezondheid moet inleveren. Weer achteruitgang. En het is zo moeilijk hoop te houden.

Gisteravond tijdens mijn avondritueel, voor ik ging slapen, dacht ik hier weer aan. Het was een moeizame dag in een moeizame week. De uitslagen in het ziekenhuis waren niet zo goed. Het was een week met erg veel pijn. Voor ik ga slapen bid ik en lees ik de Bijbel. En als laatste lees ik altijd een tekst die ik een paar keer herhaal. Dat is òf een uitspraak van Jezus òf een Psalmvers. Het is mijn vers-voor-de-nacht. Vaak word ik wakker van de pijn en lig delen van de nacht wakker. Dan kauw ik op die Bijbeltekst en praat ik (erover) met God. Wat wilt U zeggen vannacht? Ik heb er een gewoonte van gemaakt om mijn tijd ’s nachts niet te laten beheersen door zorgen en pijn en er tijd met God van te maken. Het is heel vruchtbaar. God spreekt veel ’s nachts. Mijn tekst gisteren was Psalm 22: 9 “Wend je tot de Heer! Laat Hij je verlossen, laat Hij je bevrijden, Hij houdt toch van je?” 




Wakker

Diep in de nacht lag ik wakker van de pijn en ik bad dat vers. Ik herhaalde het in mijn hoofd. En God sprak tegen me. Meestal herinner ik me de volgende dag wat Hij zei. Dit keer niet. Maar Hij sprak tegen me. Het was liefdevol, zacht en bracht me terug in slaap.

Vanmorgen begon ik de dag met gebed, zoals altijd. En één gedachte overviel me, sterkte me, welde in me op. Nee, ik leef niet in die wanhoop die de lotgenotensites en medische sites me schetsen. Die wanhoop hoef ik gelukkig niet te dragen. Ik heb wel hoop, veel hoop. Maar het is niet de hoop op genezing of de hoop op een beter (aards) leven die me voortdrijven of vreugde geven en daarmee ook niet de wanhoop van het niet-genezen of slechte vooruitzichten die me moedeloos maken (al moet ik soms wel strijden tegen dat gevoel).
Mijn hoop is Jezus zelf. Met die hoop leef ik in de aardse realiteit van pijn en verder verval van mijn lichaam. Die hoop tilt me eruit omhoog. Niet de hoop op genezing. Als ik alleen nog leef voor die hoop, is dit leven niet draagbaar. Dan is het niet verteerbaar dat God niet geneest, terwijl Hij het kan. Dat Hij me laat lijden, in plaats van me te verlossen. De enige manier om daar wel mee om te gaan is te leren leven vanuit de hoop die Jezus zelf is voor ons. De hoop is een persoon. Een persoon die je draagt, voedt, die je ziel vervult, je leven kleurt, je eenzaamheid vult.

Gefixeerd op genezen of niet-genezen

Dat wil ik mensen zeggen. Ik wil het mensen zeggen die Jezus niet kennen. Maar ook mensen die gefixeerd zijn op (mijn) genezing. Houd je niet vast aan genezing (of laat je niet ontmoedigen door genezing die uitblijft), maar houd je vast aan Jezus. Misschien was dat wel wat God tegen me zei vannacht. Het was zo iets helders. “Je hebt geen genezing nodig, maar je hebt Jezus nodig, want Hij is je genezing. Van je hart. Van je ziel. Van je lichaam (wanneer dat deel dan ook zal komen, op aarde of in de hemel).” Zoiets moet het geweest zijn. “Ik zal je verlossen en bevrijden, want ik houd toch van je!”. Verlossen, niet van mijn aards bestaan, maar wel van mezelf: van mijn wanhoop, moedeloosheid, geklaag en twijfel. 

“Ik houd toch van je!” Woorden om nacht na nacht op te kauwen en te herkauwen……Probeer het maar!