vrijdag 22 april 2016

BRIEF AAN GOD

Lieve Vader,

Vandaag wil ik U een brief schrijven, omdat ik wat gedachten wil delen met U. Maar voordat ik to-the-point kom, eerst een bedankje. Wat fijn dat U de afgelopen dagen naar mijn geschreeuw geluisterd heeft. Geduldig. Zonder iets te zeggen. Dat heeft me geholpen. Geholpen om mijn gedachten te ordenen. Wat lijkt het me leeg, als je niemand hebt om tegen te schreeuwen. Maar goed, nu dan waar het om gaat.

U weet allang dat ik weer in een periode zit dat het niet goed gaat. Weer meer pijn. Weer meer medicatie. Weer achteruitgang. En iedere keer struikel ik dan weer over mijn vragen. Waar komt het lijden vandaan? Wat moet ik er mee? Wat is Uw rol erin? En steeds weer kom ik er niet uit. Ik kom er gewoon niet uit. Nu denk ik de laatste tijd steeds meer: Vraagt U me wel om er een antwoord op te vinden? Ik wil het zo graag weten. Is het misschien zo dat U me helemaal niet vraagt om naar een antwoord te zoeken? Weet U, dan krijg ik van die mensen op bezoek die me zeggen dat ik het later wel zal begrijpen. Tja, als of dat troost. Of dat ik met de nieuwe hemel en de nieuwe aarde een nieuw lichaam zal hebben. Of dat U me echt wil genezen. Maar ja, dat helpt me allemaal nu niet echt om om te gaan met de pijn. 



’s Morgens als de zon op gaat en er van die mooie wolken zijn en ik dat bijzondere licht zie, dan denk ik vaak: “Oh, het is zo ver! Jezus komt terug!”. Helaas, het is nog niet zo ver gekomen. Maar het voelt wel als een glimp van de eeuwigheid. Een knipoog van U. “Je pijn, lieve meis, laat je weten dat Ik er ben. Het brengt je op een wonderlijke manier bij Mij. ” Het troost me een beetje, maar het laat me vooral iedere keer beseffen dat ik in een wereld leef, die veel mensen niet kunnen voorstellen. Dat ik door de pijn anders naar de wereld kijk. En andere verlangens heb.

Gevangen zijn in je lichaam met 24 uur per dag pijn. Pijn waartegen niets helpt. Het maakt niet uit hoe je zit, ligt, draait of staat. De pijn is er. Ergens, op een of andere manier, moet je er mee leren leven. Vader vergeef me, dat sommige christelijke vrienden zo ver van me af zijn komen te staan. Dat ik niet graag meer kom op gebedskringen waar er genezing over me geproclameerd wordt. Waar ik moet overwinnen en beseffen “dat ik al genezen ben”. Vader, vergeef me, dat ik me niet meer op mijn gemak voel in “overwinningsland”. Dat ik niet meer hoop op genezing. Ja, in mijn hart, natuurlijk staat die deur nog open. Die zal wel nooit helemaal sluiten. Maar ik ben -noodgedwongen- gaan leven in een ander land, lijkt wel. Een andere kamertje van hetzelfde huis misschien? Een klein, soms eenzaam kamertje.  Maar het is ook een bijzonder kamertje, merk ik,  waar ik nooit echt alleen ben.

Vandaag zat ik met een goede vriendin aan de keukentafel. Ze heeft het ook moeilijk. En we zaten samen te huilen. Ieder met ons eigen verdriet. En we sloten onze ogen en brachten ons verdriet bij U. En het voelde zo heerlijk. Onze tranen mochten er zijn. We hadden geen van beiden de behoefte om ze af te wissen. We hadden ook geen van beiden de behoefte om U om een antwoord te vragen. Wat een geweldige vriendin is ze! Wat een cadeau! Wat zou mijn leven een stuk eenvoudiger worden als er meer mensen waren die konden leven met de rust dat er op dit moment geen antwoord is. Geen antwoord op mijn lijden of dat van vele anderen. Gek eigenlijk, maar het voelde hemels. Het voelde als een glimp van Uw Koninkrijk om even geen antwoorden te hoeven hebben. Sprak Jezus daarom misschien de Zaligsprekingen aan het begin van Zijn prediking? Om ons te vertellen dat als je in je leven op een punt komt dat er geen antwoorden meer zijn, je daar gekomen bent waar je iets kan zien van Zijn Koninkrijk? Dat het je ogen op een andere manier opent?

Vader, ik wil niet verbitterd raken door de pijn. Ook niet door het niet begrepen worden door mensen. Ik zoek soms vertwijfeld naar een manier hoe ik dat kan voorkomen. Ik wil het gewoon echt niet. Ik denk dat U me deze week daar een antwoord op gaf. Of het begin van een antwoord. Het was een kort zinnetje in Psalm 63: “Ik ben aan U gehecht met heel mijn ziel”. Wow, die woorden vulden mijn hoofd, mijn lichaam, mijn ziel. Als een knoop aan een bloes genaaid, als een treinwagon aan een trein gekoppeld, zo zit ik aan U vastgehecht. En hoe ik ook schreeuw, door het leven ren, in de put zit of verdrietig ben of boos word, mijn ziel zit zo stevig vast aan U, dat ik U nooit kwijt raak. Klinkt het gek, als ik zeg dat ik me door mijn pijn soms voel als een tentpin? Bij elke tegenslag, bij nog meer pijn, in elke slapeloze nacht, wordt de pin dieper in de grond geslagen met zo'n grote houten hamer. Het doet pijn. Dieper en dieper. Maar steeds meer raakt mijn ziel verankerd in U. Het voelt als of ik zo diep ga met U, zo diep, dat mensen die hier niet doorheen gaan me niet meer kunnen volgen. Als of pijn en ziekte je tot zo’n diepgang met U brengen, dat die wereldse eenzaamheid opgevuld wordt door U. Dat mijn ziel nog veel steviger gehecht wordt aan U. Vader, dat is mijn verlangen. Vul me zo met U, dat ik er genoeg aan heb om dit leven te kunnen leven. Met vreugde. 

Vader, het zijn maar een paar gedachten. Schrijf maar geen brief terug. Ik hoef geen antwoord. Misschien moet ik leren leven zonder antwoorden. En is het genoeg te weten dat mijn ziel aan U gehecht is.

Ik wil U nog wel één verlangen kenbaar maken. Misschien kunt U me daar nog wat in helpen of adviseren. Ik wil zo heel graag andere mensen die verbitterd zijn door pijn of door makkelijke antwoorden, mensen die het leven zwaar vinden, helpen om hun ziel te verankeren in U. Ja, als U me daar een briefje over zou willen schrijven hoe ik dat het beste kan doen, dan zou ik dat erg waarderen. 

Fijn als U tot hier gekomen bent en de moeite genomen heeft deze brief te lezen. Ach, ik weet heus wel, dat U deze brief niet nodig heeft om me te horen. Maar misschien heeft iemand anders er iets aan. Wie weet.

Liefs,

Annemieke

Geen opmerkingen:

Een reactie posten