maandag 26 september 2016

Vrede

Het is stil. Stil om me heen in huis. Stil op mijn blog. Stil in mijn hoofd ook.
Vredig stil. Het is al weer een jaar geleden dat ik er een tweede diagnose bij kreeg. Na een jaar van onderzoeken. Van hot naar her gestuurd worden. Onderzoek na onderzoek. En nu zit ik thuis. Ik doe wat in het huishouden. Elke dag een uurtje. Ik doe niet meer zoals gewend veel boodschappen in één keer met de auto, maar loop elke dag mijn rondje over het dorp naar de plaatselijke supermarkt voor een paar boodschapjes. Ik lees veel. Fröbel wat. Slaap 's middags een uurtje.
Het voelt als een verloren strijd. En tegelijkertijd voelt het als of ik gewonnen heb. Want ik heb iets terug, dat ik de laatste jaren kwijt was geraakt in al het strijdgewoel: vrede.

Als je de vijand niet kunt verslaan, zul je vrienden moeten worden. Dat is waar ik het afgelopen half jaar hard aan gewerkt heb: mijn ziekten omarmen. Ik heb vrede gesloten. Met mezelf. En met mijn ziekte. Ik ben gestopt me te verzetten. Ik kon het niet winnen. Hoeveel pillen, dokters, gebed en fysiotherapie ik ook deed. Ik kon het niet winnen. Dus was er nog één optie over: vrienden worden.

Vrienden worden met je vijand. De Bijbel spreekt ervan. Heb je vijanden lief. Je broeder liefhebben is niet zo moeilijk, maar je vijand liefhebben, dat is een ware uitdaging. Nee, Jezus doelt niet op ziekte. Jezus doelt op mensen om je heen. Toch, is Jezus wijsheid me zeer behulpzaam bij het leren omarmen van mijn ziekte.

Het lijden omarmen, dat zal veel - met name charismatische/evangelische- christenen niet prettig in de oren klinken. Ziekte wordt gezien als van de duivel. Iets wat niet thuishoort in Jezus Koninkrijk. Ziekte moet daarom weg, in Jezus naam. Maar met die gedachtegang kwam ik niet verder. Dan is er de reformatorische weg: zowel het goede als het kwade komt van God. We hebben het te dragen op weg naar de eeuwigheid. We leven tenslotte voor de eeuwigheid.  De eeuwigheid geeft ons troost en hoop en weegt tegen al het lijden op. Ook daar kwam ik niet meer verder mee. Hoe moest ik 24 uur per dag pijn gaan dragen de komende, misschien wel, 40 jaar? Moest ik dan 40 jaar lang elke dag zeggen: ik leef voor later? Hoe zou me dat helpen de pijn te dragen? Het zou me misschien troosten, maar de fysieke pijn dragen, daar helpt het niet echt bij. Maar wat dan?

Ik ontdekte een derde weg. Niet zo bekend als de eerste twee. Het is een meer mystieke weg. Ik begon oude en nieuwe (christelijke) mystici te lezen. De mystieke weg is de weg van het niet-weten. Van het leven dragen in het hier en nu zonder een antwoord te hebben, maar voluit vertrouwend op God. Een God die je nooit ten volle zult kennen, maar wel voluit kunt beminnen. Ik las over eenzame kluizenaars en kloosterlingen, die een weg van lijden gingen en hun eigen lijden daarbij vereenzelvigden met het lijden van Christus. Juliana van Norwich bijvoorbeeld. Ze leefde in de 14e eeuw en kreeg 16 visioenen van Christus. Ze schrijft hoe ze in het lijden Jezus zeer na komt en hoe zijn liefde haar boven het lijden uittilt. En Alijt Bake. Ze leefde in de 15e eeuw. Ze ontdekt de innerlijke weg van Christus liefhebben. De leiding van het klooster meent dat er tekenen en wonderen moeten zijn als uiting van “echt geloof”. (Nee, er is niets nieuws onder de zon ;-) ) Maar zij ontdekt dat de innerlijke weg mooier en hoger is (in haar ogen in ieder geval) en dat die weg je alles geeft om eenzaamheid en lijden te dragen. Johannes van het Kruis (16e eeuw) beschrijft de donkere nacht van de ziel. Hij vertelt hoe mensen als ze net christen worden, gevoed (willen) worden door wonderen en tekenen, door verhoorde gebeden en heel veel halleluja. Maar dat er een tijd komt dat dat weg zal vallen en dat dat de tijd is dat je “ontledigd” wordt. Dat aardse zaken één voor één minder voor je gaan betekenen en dat je een innerlijke weg met God zult gaan. “Lichamelijk nergens zijn, betekent geestelijk overal zijn.” En dan is er nog Teresia van Avila (ook 16e eeuw). Zij noemt het de “innerlijke burcht”. De weg naar binnen. Ontdekken dat je ziel verankerd is met God. Dat Hij in je woont. “Mijn God, ik hoef niet naar de hemel op te klimmen om met U te spreken en bij U mijn vreugde te vinden. ik hoef mijn stem niet te verheffen om met U te praten. al fluisterde ik heel zacht, Gij hoort mij al: want Gij zijt in mij, ik draag U in mijn hart.” 

De derde weg. Leven in het hier en nu, met je lijden, en zoeken naar een innerlijke weg. Henri Nouwen schreef er dit over: "Optimisme is een radicaal andere houding dan hoop. (…) De optimist heeft het over tastbare verbeteringen in de toekomst. Wie vanuit de hoop leeft houdt het bij het hier en nu, in het vertrouwen dat het leven in goede handen is. (…) Zonder precies te hoeven weten hoe die toekomst eruit ziet." 
Leven in het hier en nu. Het is een kunst. Vooral als je geconfronteerd wordt met lijden. Maar het is niet nieuw. Ik merk hoe geïnspireerd ik raak door oude (en nieuwe) schrijvers. Thomas á Kempis, Thomas Merton, Jacqueline van der Waals, Frère Roger van Taizé, Henri Nouwen. De stille weg naar binnen, die ons leert lijden te dragen door geestelijk "overal” te zijn, dichtbij het hart van Jezus. Misschien is het wel een weg waar je pas echt tijd en oog voor hebt, als deze zich noodgedwongen voor je opent. Een weg die je leert in eenzaamheid  door het lijden te gaan. 

Ik dacht pas aan mijn lievelingsraam in de kerk. Het raam over Lucas 15:3-7, de 100 schapen. Die ene die verdwaald was, wordt gevonden en in de nek van de herder gelegd. Ik hield er pas een preek over en liet het raam aan iemand zien. En wat me nog nooit opgevallen was, zag ik nu. Dat de herder het schaap aan zijn hart gedrukt heeft. Niet in zijn nek. Als we avondmaal hebben, wil ik altijd zo aan de tafel zitten dat ik dat raam kan zien. Dichtbij Jezus. Dichtbij Zijn hart.


Ik zou er nog veel meer over kunnen schrijven. Over willen schrijven. Ik heb zoveel mooie en inspirerende oude en nieuwe verhalen gelezen de afgelopen weken. Er is nog één ding dat ik nu over deze verhalen wil zeggen. Het zijn verhalen van mensen over hun Godservaringen. Godservaringen, Godsmomenten zijn persoonlijk. En je spreekt er aarzelend over. Juist omdat ze een ongekende intimiteit bezitten. Omdat ze buiten het taalveld vallen. Omdat voor God geen woorden zijn. Omdat ze vaak in stilte plaatsvinden. En woorden niet de juiste lading hebben. 

Ik sluit dit te lange en tegelijkertijd veel te korte blog af met de woorden van Jacqueline van der Waals. Ook zij leerde door het lijden heen dicht aan Jezus hart te leven. Haar woorden klinken misschien passief. Voor mij getuigen ze van een gewonnen strijd. Het leven met het lijden kunnen omarmen in diep vertrouwen.

Ik denk niet, ik vraag, redeneer niet,
Omdat ik het toch niet versta;
Ik voel, dat Uw oog op mij neerziet,
Mij volgende, waarheen ik ga.

Ik voel, dat de Heer aan mijn zij gaat
Met vriendelijk vertroostend gezicht,
En als Zijne liefde mij bijstaat,
Dan valt ook het moeilijkste licht