vrijdag 21 augustus 2020

Vergeving


Moeten vergeven, maar niet kunnen vergeven. Het is een thema dat ik de afgelopen tijd veel tegenkwam in pastorale gesprekken. Ik schrijf bewust “moeten vergeven”, want we vinden dat we als christen moeten vergeven. Het is onze opdracht vanuit de Bijbel en het is zelfs de enige opdracht die in het Onze Vader genoemd wordt: gelijk wij vergeven onze schuldenaren.... Sommige kerkgenootschappen leggen er daarom veel nadruk op. Is er iets mis gegaan, dan moeten de partijen zo snel mogelijk samenkomen en moet er vergeving uitgesproken worden. En dan is het klaar. Kort door de bocht. Maar helaas, dat zijn verhalen die ik hoor en ook zelf meegemaakt heb.
Het is een ingewikkeld thema, waar ik graag eens, vanuit een ander perspectief, mijn gedachten over wil laten gaan in dit blog.

Verdienmodel

Wat is vergeving eigenlijk? Om grip te krijgen op het Bijbelse idee van vergeving, zoals Jezus daar over spreekt, moeten we eerst terug naar de tijd van de Bijbel en de ideeën die toen heersten. Gods gunst was een verdienmodel. Je kon alleen Gods gunst verdienen als je je hield aan de wetten: offerwetten, spijswetten, reinigingswetten. Iedereen werd langs de meetlat van de wet gelegd. Jezus echter komt met een nieuw verhaal, een nieuw perspectief: de meetlat van de liefde. En we leggen er niet de ander langs, maar onszelf. Oordeel niet, opdat jij niet geoordeeld wordt. Haal eerst de balk uit je eigen oog. Heb je vijanden lief. We zien een verschuiving van het je houden aan meetbare wetten, naar het leren leven vanuit onmeetbare begrippen: liefde, barmhartigheid, vergeving. Een verschuiving van leven vanuit opdrachten die je kunt vervullen (bv. een offer brengen) naar leven vanuit doorlopende opdrachten die nooit klaar zijn: liefhebben, vergeven, vrede bewaren en niet oordelen. Hoe weet je of je het goed genoeg doet, als je taak eigenlijk nooit af is?

Is dat wel eerlijk?

Het geloof in die tijd was, zoals gezegd, gebouwd op een verdienmodel: voor wat hoort wat. Als ik me aan de wet houd, dan verdien ik Gods gunst. Als jij je aan de wet houdt, dan ben je een goede gelovige. Jezus zet ons denken over God en geloof op z'n kop. De werkers van het eerste uur krijgen evenveel als de werkers van het laatste uur. Dat is toch niet eerlijk? De overspelige vrouw wordt vrijgepleit, de tollenaar wordt in de armen gesloten en de moordenaar mag in het paradijs plaatsnemen. Allemaal mensen die zich niet aan de wet hielden. God laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Het knaagt aan ons. Het schuurt. Dit is niet hoe het werkt. Dit is niet hoe we diep van binnen willen dat het werkt. Zij verdienen het toch niet? En dat is dus precies waar het om gaat in het Evangelie: God die zoveel van ons houdt, dat we krijgen wat we menselijkerwijs niet verdienen: genade om niet. Liefde oneindig groot. Begrippen waar we ons geen voorstelling van kunnen maken. En wat maken wij daar dan graag weer een wettische bedoening van: je moet wel geld geven aan de kerk, je moet wel naar de kerk gaan, je moet wel vergeven, je moet het wel geloven zoals ik, want anders zou God je wel eens zijn gunstbewijzen kunnen ontzeggen. Want het kan toch niet dat Hij van me blijft houden als ik niet vergeef? 




Perspectiefwissel

Ik geloof dat we vergeving vaak vanuit dat  perspectief van de Farizeeërs zien, het meetlatperspectief.  Het zit zo diep in ons. God zegt dat ik moet vergeven. Als ik dat niet doe, dan ben ik geen goed christen. Of misschien zelfs: als ik dat niet doe val ik buiten de gunst van God. Het kan niet zijn dat Hij van me blijft houden. Wat er dan gebeurt, is dat er een enorme druk op je wordt gelegd om iets te snel te doen, omdat het moet. Maar het lucht niet op. Het bevrijdt niet. Het is niet van harte. En je gaat je schuldig voelen omdat het niet lukt, omdat je achter blijft met wrok, verdriet, pijn en je je onbegrepen voelt. Volgens mij gaat het bij vergeven ergens anders om. Vergeven, je vijand liefhebben, niet oordelen, het zijn allemaal opdrachten waar we menselijkerwijs te kort in schieten. Die zo moeilijk zijn, dat niet een van ons voldoet aan die meetlat. Het zijn opdrachten die ons aan het denken moeten zetten over dat hele concept van voor-wat-hoort-wat. Die ons aan het denken moeten zetten over de onvoorwaardelijke liefde van God en zijn genade. God, zo anders dan wij mensen. Die ons aan het denken moeten zetten over geloof: het is een doorgaand werkwoord. Een levenslang proces van leren. Leren om steeds meer ons menselijk meten los te laten en ons over te geven aan die onverdiende genade en liefde van God in al onze tekortkomingen. Ontvangen om niet. En dat weer te mogen weerspiegelen in ons eigen leven.

Onmogelijke opdracht

Wat is vergeven? Misschien eerst maar eens stilstaan bij wat vergeven niet is. Vergeven is niet een meetlat om te bepalen of je wel of niet Gods liefde verdient. Vergeven is ook niet de ander vrijpleiten van schuld of moeten vergeten wat je is aangedaan. De schuld van de ander daar zal die persoon zelf mee moeten zien in het reine te komen. En als er een strafbaar feit gepleegd is, dan betekent het ook niet dat de ander dus niet ter verantwoording geroepen moet worden door bevoegde instanties. Vergeven is in de eerste plaats een proces waarbij jij jouw pijn onder ogen ziet. Wat je is aangedaan is onrecht. Het doet pijn. Het geeft verdriet. En het liefste zou je willen dat de ander daarvoor sorry zegt en nog liever zou je misschien zien dat de ander net zoveel lijdt als jij. Die pijn, die gevoelens van wraak houden jou gevangen. Ze veroordelen jou. En als je vindt dat je moet vergeven omdat God anders niet meer van jou kan houden, dan veroordelen ze jou dubbel. Vergeven is loskomen van dat oordeel. Het los kunnen laten dat de ander eerst moet lijden of sorry zeggen, omdat jij anders niet verder kunt. Loslaten van dat voor-wat-hoort-wat-principe. Maar ook zien dat vergeven een werkwoord is. Niet iets dat afgedwongen kan worden. Het is iets waar je samen met God mee mag worstelen. In vergeving komen onmogelijke grootheden samen: je vijand liefhebben, niet oordelen, je andere wang toekeren aan wie jou pijn doet en God die het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Grootheden waar we niet bij kunnen als mens. Waar we tot ons sterven mee zullen worstelen. En die ons terugbrengen naar de alleronmogelijkste grootheid: de onvoorwaardelijke liefde van God. Vergeven is menselijk gezien onmogelijk. We kunnen alleen in de overgave aan Gods liefde er dichterbij komen. Steeds terug naar dat fundament. En hoe meer we daarvan gaan ervaren, hoe meer ruimte er zal komen voor de ander, ook om de ander te vergeven. Maar het is een proces, misschien wel een levenslang proces. Zeker niet iets dat je even op bevel kunt doen.

Onvoorwaardelijke liefde

Ik denk dat er daarom zoveel nadruk op vergeven ligt in de Bijbel. Omdat daarin alles samen komt wat Jezus ons leert. Wie blijft hangen in oordeel en niet kan vergeven, roept een oordeel af over zichzelf. Niet een letterlijke hel, maar wel een hel in zichzelf. Hij zal nooit de vrijheid proeven die te vinden is in die onvoorwaardelijke liefde van God. Nooit de vrijheid die het geeft als je Gods genade gunt aan alle mensen, de arbeiders van het eerste uur en die van het laatste. En zelfs aan de moordenaar aan het kruis. Als je kunt geloven dat Gods liefde werkelijk onvoorwaardelijk is voor wie zich er aan over durven geven -voor jou en voor die ander- dan komt vergeving dichtbij. 



zondag 9 augustus 2020

Je kunt niet dieper vallen dan in Gods eigen hand

Op mijn werktafel ligt een kopie van een lied. Lied 916 uit het nieuwe liedboek. Ik ken de melodie niet eens. Heb het eigenlijk nog nooit gezongen. Maar ik kwam het tegen toen ik ooit een dienst voorbereidde. Het raakte me. "Je kunt niet dieper vallen dan in Gods eigen hand". En sindsdien ligt een kopie op mijn bureau. Omdat ik die tekst elke keer voor de geest wil halen. Als ik het druk heb. Als ik een fout maak. Als ik niet weet wat ik moet zeggen in een pastoraal telefoongesprek, omdat de pijn, verdriet of angst zo groot zijn aan de andere kant van de lijn, dat alle woorden te kort schieten. “Je kunt niet dieper vallen dan in Gods eigen hand.” Woorden die ik graag door mijn hoofd laat echoën.


Ziek 

Ik denk de laatste tijd vaak terug aan de periode dat ik zo ziek was. Ik weet niet waarom nu. Misschien omdat ik de laatste weken zoveel gesprekken heb over ziekte en sterven. Het contrast met mijn leven nu en dat van toen kan bijna niet groter. Het was de tijd dat mijn leven geterroriseerd werd door zenuwpijn. Het was die tijd dat ik heb leren leven vanuit een soort oervertrouwen, een soort oerovergave, de overgave die ik ook proef in die eerste regel van dit lied. In de tijd dat ik zo ziek was en onderzoek na onderzoek kreeg. Dat de vooruitzichten hopeloos waren. Dat de zenuwpijn heel snel toe nam. Die onvoorstelbare zenuwpijn. Altijd aanwezig. Gekmakend.


Keuze? 

Als het om God gaat, zijn er dan denk ik twee keuzes die je kunt maken: Hem verlaten -boos, in de steek gelaten, verdrietig- of Hem omarmen in je angst en verdriet (ook angst voor de dood), in al je vragen en onzekerheid. En eerlijk gezegd, weet ik niet of het helemaal een vrije keuze is. Er zijn veel factoren medebepalend: je voorgeschiedenis, karakter en hoe je geloof zich ontwikkeld heeft bijvoorbeeld. Je wilt misschien omarmen, maar komt niet verder dan boosheid en verdriet. Misschien is het wel zo dat je eerst boosheid en verdriet door moet, voordat je überhaupt tot omarmen kunt komen. Ook bij mij was het een -lang- proces. Niet iets dat in één keer gebeurde of lukte. Maar steeds meer lukte het me me over te geven. Als de pijn me tot wanhoop dreef, ging ik terug naar mijn ademhaling en gaf ik me volledig over aan de Liefde. Dat was oefenen. Steeds meer los laten van je angst en onzekerheid. Angst voor meer pijn, angst voor wat komen zou, angst voor de dood. Ja, dat ook, denk ik. Als angst en vragen me overvielen, ging ik in de tuin zitten, richtte me op mijn ademhaling en gaf me over. "Heer, hier ben ik." In het begin lukte het maar heel korte perioden. De angst, twijfel en pijn wonnen het al snel weer. Maar langzaam aan kwam er meer rust. 's Nachts, in de vele uren dat de pijn me wakker hield, deed ik vaak hetzelfde, liggend in mijn bed. En het waren uiteindelijk de meest intense uren dichtbij God. Uren van angst onder ogen zien en loslaten. Rust vinden. Vrede. Dat heeft me letterlijk gered in die tijd.

Leven 

Waar angst verdwijnt is ruimte te leven in overvloed. Te leven vanuit de Liefde. Want er is niets meer te verliezen. Ik denk dat de Bijbel dat (onder andere) bedoelt met je leven verliezen. Leren je te laten vallen in Gods eigen hand. Leren alles los te laten. Leren je over te geven aan die Liefde. En dan ben je vrij. Hoe donker de situatie ook is. Ik heb heel wat dagen niets anders kunnen doen dan op een stoel zitten en de pijn te verdragen. Maar uiteindelijk was ik zo ver dat ik er vrede mee had. Want ik was vrij. Je kunt niet dieper vallen dan in Gods eigen hand....

Dansen in het donker

Ironisch genoeg kwam, nadat ik volledig rust had gevonden met de situatie, de totaal onverwachtse ommekeer. Nu ik, na al die jaren vechten, leef zonder pijn, probeer ik nog steeds te leven vanuit die overgave. Het is moeilijker nu, omdat de pijn me er niet meer toe dwingt. En soms heb ik even een herinnering nodig. Maar nog steeds is er dat besef dat ik niet dieper kan vallen dan in Gods eigen hand. Dat ik alles mag loslaten en overgeven. Het is de vrijheid die ik gewonnen heb in de moeilijkste tijd van mijn leven. Licht dat juist in de diepste duisternis het beste gezien wordt, denk ik soms. Ik zou het zo graag anderen geven. Anderen die in het donker zitten. Die door dat proces moeten gaan. Maar ik kan het niet geven. Dat weet ik als geen ander. Ik kan slechts naast degene zitten in het donker. Je kunt het alleen zelf zoeken. Zoeken naar dat Licht. Op eigen kracht. In eigen tempo. Het is je eigen proces. Met God. Met het Leven. En het enige dat ik kan zeggen is: Wees niet bang voor dat proces. Omarm het. Kijk je angsten in de ogen. Leer te dansen in het donker tot het Licht overwint.