woensdag 27 juli 2016

De wachtkamer

Al meer dan een uur wacht ik in de wachtkamer van het ziekenhuis. Schot in de zaak lijkt er niet te zijn, dus ik besluit mijn broodtrommeltje leeg te eten. Het is lunchtijd tenslotte. Naast me is een man gekomen met zijn scootmobiel. Hij zit in tegenovergestelde richting, met zijn hoofd op de hoogte van mijn hoofd. Zo'n hoge reumastoel aan het eind van het rijtje is blijkbaar gemaakt voor een gesprek met iemand in een scootmobiel....


Tuinbonen

Ik pak een boterham en fluister tegen de man naast me: "Ik ga maar even lunchen." Hij besluit hetzelfde te doen en haalt een zakje met -tja, wat zijn het eigenlijk, nootjes?- uit zijn scootmobiel te voorschijn. Hij kijkt naar mijn boterham en pakt dan iets uit zijn zakje. "Weet je wat het zijn?", vraagt hij terwijl hij iets van een noot onder mijn neus houdt. "Een nootje?" Hij schudt zijn hoofd. "Proef maar." Ik twijfel even. Ach, wat zou het. Ik steek het ding in mijn mond. "Het zijn gedroogde tuinbonen. Had je niet gedacht, hè?", lacht hij triomfantelijk. Ik moet om zijn onvervalst Rotterdams accent lachen. Ik kijk hem vriendelijk aan. Hij heeft een zuurstofslang in zijn neus, zijn been in een zwachtel. Ik moet een beetje om mezelf lachen. Gedroogde gezouten tuinbonen eten met een onbekende man in de wachtkamer. "Lang wachten vandaag, hè?", zeg ik hem. "Ja, meid, ziekenhuizen, hè? Maar ach, wat ik allemaal meegemaakt heb hier...." Dat klinkt als een uitnodiging om er eens goed voor te gaan zitten. Ik zet mijn tanden in mijn boterham met kaas en vraag wat hij dan allemaal meegemaakt heeft. 



Heftig

In plat Rotterdams hoor ik het verhaal van zijn leven aan. Eigen zaak. Pensioen. Dan voor een operatie het ziekenhuis in en het noodlot dat toeslaat. Een drukke afdeling met te weinig personeel, een zuster die kamers verwisselt en een verkeerde bloedtransfusie waardoor hij ternauwernood overleeft, maar wel gehandicapt, zwaar lichamelijk gehandicapt. "Wat heftig", zeg ik na een stilte. Hij knikt "Ja, heel heftig." Hij vertelt over de nasleep met advocaten. De dag dat die brief van het ziekenhuis kwam met een bos bloemen. Hij stopt even. "Maar uw leven kreeg u niet terug toen de fout erkend was." Hij kijkt me weer aan. Stopt even met het knabbelen van zijn tuinbonen. "Nee, meis, dat krijg ik nooit meer terug. Zeven jaar geleden nu. Maar ik wil nog tien jaar mee. Dan ben ik 85, dan is het mooi geweest." 

Boos

"Bent u nog boos?", hoor ik mezelf vragen. Ik vraag me af of ik dit soort dingen wel mag vragen aan een onbekende man in de wachtkamer. Maar ja, we gaan nu toch al diep. Hij denkt na. "Nee, met boos zijn krijg ik niets terug." Het antwoord raakt me. Deze stoere, taaie Rotterdammer. Er is geen spoortje van haat of boosheid in hem. Het leven komt zoals het komt. Hij vertelt me verder over zijn huwelijk. 55 jaar inmiddels. Over zijn vrouw, zijn kinderen, de zaak. Een uur samen in de wachtkamer. En dan plotseling komt zijn arts. Hij lacht "Ha, mijn arts doet het beter dan de jouwe." En weg is hij met zijn scootmobiel. 

Dit is het leven

Ik proef de ongewone smaak van tuinboon nog in mijn mond. Dit is het leven. Hier moeten we het mee doen. Na twee uur wachten komt mijn arts. Ze maakt excuses. Ik lach haar vriendelijk toe: "Kan gebeuren." 

Leven is een kunst. Ik hoop dat ik het ooit leer. 

vrijdag 22 juli 2016

Kijk naar de mussen

Dit zijn de musjes die elke dag mijn tuintje bevolken. Soms zijn ze wel met twintig of meer. Als ik de schuifdeuren van de serre openzet zijn er altijd een paar die hun nieuwsgierigheid niet kunnen bedwingen en naar binnen komen. Ze pikken onder de tafel de kruimeltjes van het ontbijt tussen de planken vandaan. 



Mijn wereld

Dit is mijn wereld. Mijn wereld die voor een groot deel thuis afspeelt. De laatste jaren is mijn wereld kleiner geworden door mijn ziekte. Maar het is ook een mooie wereld. Een rustige wereld. Niet zo onbezorgd als de musjes, maar ik probeer het wel. Jezus zegt in de Bergrede dat we moeten kijken naar de vogels. Hoe ze zich geen zorgen maken en hun hemelse Vader voor hen zorgt. Ik kijk bewust tijden gefascineerd naar die beestjes, die vrolijk tjilpend heen en weer hippen. De kleintjes met hun snaveltjes open zodra moeder ook maar in de buurt komt. Ik kijk naar hen als ze eten zoeken. Ik kijk naar hen als een zandbadje nemen en als ze heerlijk ontspannen spatteren in het vogelbadje. 

Schietpartij

En terwijl ik dit schrijf, zie ik weer een nieuwsflits verschijnen in de bovenhoek van mijn computer. Een schietpartij in een winkelcentrum in München. We woonden er vier jaar, vlakbij München. Mijn man werkte vier jaar in die stad. Ik kwam er ook vaak. Ja, dit is ook mijn wereld. Ik probeer bij mezelf te bespeuren wat het me doet. Ik weet het eigenlijk niet meer. Het maakt me verdrietig. Maar het lijkt ook al bijna gewoon te worden. Weer een gek die de wereld probeert te terroriseren. Hoe kan ik naar mijn musjes blijven kijken, als dit soort dingen gebeuren?

Preek

Ik heb net mijn preek af voor zondag. Ik preek over het Onze Vader, een gebed dat het verlangen uitspreekt naar Gods Koninkrijk. Het staat in Mattheus 6, vlak voor het gedeelte over de vogels. Verlangen naar een Koninkrijk waar Gods wil gedaan zal worden, zoals deze in de hemel gedaan wordt. Dat is het Koninkrijk waar Jezus over spreekt. Waar vijanden worden lief gehad, waar mensen tevreden zijn, waar gedeeld wordt en de machten van het kwaad worden overwonnen door het goede. Het gebed waarin we uitspreken samen met Jezus op weg te gaan naar de wereld die God voor ogen heeft. 

Dwaas

Als ik naar de musjes kijk, lijkt die wereld dichtbij. Maar als ik naar buiten kijk dan bezwijkt mijn hart soms van verdriet. Wanneer gaat het goede het kwade overwinnen? Wanneer? Het lijkt een hopeloze en dwaze utopie. En toch blijf ik erin geloven. Ik blijf er hardnekkig in geloven, dat als we zelf beginnen om vanuit de liefde te gaan leven, we een kleine glimp kunnen laten zien van dat Koninkrijk. 

Hemels koor

Zondag preek ik erover in het verpleeghuis. Een plaats waar lijden de overhand lijkt te hebben. Een plaats van verdriet en pijn. En het mag misschien gek klinken, maar juist daar voel ik altijd een klein stukje van dat Koninkrijk. We praten er niet meer over kerkmuren en over gelijk hebben. Ik houd handen vast, droog er tranen, leg mijn handen zegenend op mensen en spreek goede woorden van liefde en bemoediging. Het gebroken gezang dat opstijgt uit de mompelende monden van die oude mensen, klinkt mij als een hemels koor. Gebroken maar vol licht. Misschien is dat wel de weg van het Koninkrijk op aarde. Om dwars tegen al het onrecht in, dwars door alle gebrokenheid en lijden heen, hardnekkig te blijven geloven in de liefde. Dat het goede de kwade machten zal overwinnen.

Ik kijk nog even naar de musjes. Ze stoeien met elkaar in de appelboom. 

Ja, ik blijf er in geloven. Ik wil het blijven geloven. En ik zal het blijven verkondigen. Het kwaad zal het niet winnen. Heb lief. 

zaterdag 16 juli 2016

Brief aan een lezer

Tussen alle reacties op mijn artikel in het ND zat ook deze reactie: “Welke belofte van God houdt jou werkelijk in leven? Waar komt jouw kracht om verder te gaan vandaan en waarom houd je het met Jezus wel vol maar met veel van zijn volgelingen niet?” Goede vragen verdienen een goed antwoord. 

Beste ….,

Dank je wel voor je mooie vraag. Een vraag waar ik diep over na moest denken. Waarom houd ik het niet vol met sommige van Gods volgelingen en wel met God. En welke belofte van God houdt me in leven?

Waarom ik het met veel van Jezus volgelingen niet uit houd is simpel: omdat deze mensen zieken buiten spel zetten als ze niet als een marionet hen volgen. Omdat je constant te horen krijgt dat je niet goed bent, zoals je bent en God je zo niet wil. Het is bijna geestelijke zelfmoord in die kring te blijven. Ik geloof niet meer in overal demonen en duivels. Ik geloof niet meer zwart-wit. Ik geloof niet meer in overal etiketjes opplakken: dit is van God en dit is van de duivel. Ik geloof niet meer in het de hele dag bezig zijn met geestelijke strijd en je "geestelijke ik" de hele dag moeten oppoetsen. Dat staat ook  al in mijn artikel. Ik geloof dat Jezus dienen is: leven voor de ander. Niet in je eigen kring je feestje vieren en maar bezig zijn zelf zo mooi mogelijk te zijn en de rest van de wereld te verketteren. Ik geloof in een kerk van Christus die ramen en deuren wijd openzet en naar buiten gaat, de wereld in. Niet om daar het etiket "duivel" op te plakken, maar om daar liefde te brengen. Ik houd het niet meer uit met christenen die zich door angst laten regeren. Die leven om mensen uit de hel weg te halen. Die leven om mensen te vertellen wat de duivel allemaal doet. Die leven om te vertellen wat er allemaal verkeerd is aan anderen (aan mij!) en waarom zij betere christenen zijn. Ik leef om mensen te vertellen van het nieuwe Koninkrijk, van de hemel op aarde. Ik leef om mensen lief te hebben, ongeacht of ze christen zijn of niet. Ik leef om mensen te laten zien hoe goed het is uit liefde te leven (en niet uit angst), om lief te hebben (en niet buiten te sluiten). Ik leef om te dienen, niet om te heersen, om lief te hebben en niet om te (ver)oordelen. Ik laat me niet meer opjagen door duivels en demonen, door wij-zij-denken, door geprofeteer en "God wil je zo niet". Wat me drijft is de liefde van Christus...... Liefde oordeelt niet, weet het niet beter, sluit niet buiten, maakt mensen niet bang. Liefde verbindt mensen, omarmt mensen, en accepteert mensen zoals ze zijn. Het is afgelopen met het angstverhaal. Afgelopen met dingen als: "omdat je niet het juiste Godsbeeld hebt, genees je niet." en dat soort bangmakerij. En weet je, het is enorm bevrijdend. Ik ben eindelijk vrij. 

Waarom ik het volhoud met God? Laat ik daar eerlijk in zijn, mijn weg met Hem is een weg met worstelingen. Vooral het afgelopen jaar, toen ik er een tweede diagnose bijkreeg, heb ik het Hem vaak gevraagd. “God, ze zeggen dat U een liefdevolle Vader bent en me wilt genezen. En tegelijkertijd leef ik 24 uur per dag met pijn. Als U me wilt en kunt genezen en U doet het niet, bent U dan wel zo’n liefdevolle Vader?” Misschien schrik je van deze vraag. Hoe durf ik God zo’n vraag te stellen? Misschien is dat precies wel het antwoord op je vraag. In mijn worstelingen heb ik een God leren kennen, die me niet afrekent op mijn twijfels en ongeloof. Die me tegemoet komt in mijn strijd en worstelingen. Tegen wie ik mag schreeuwen, als niemand me kan begrijpen. En bij wie het soms gewoon heerlijk stil is. Die even niets zegt. Ja, dat is soms ook een verademing. En die als ik niet meer kan, zachtjes in mijn oor fluistert: “Hé, Ik ben er bij, weet je het nog?” Het is die belofte, die mij doet leven. De wetenschap dat God me niet los laat. Het is niet de belofte dat ik later een nieuw lichaam zal krijgen of dat ik later in de hemel kom. Het is allang niet meer de belofte van genezing, want nergens in de Bijbel staat dat we op aarde zullen genezen. Nee, het is Gods eigen Naam, die me hoop geeft: Ik ben er bij en Ik zal er zijn. Ik was, Ik ben, Ik zal zijn. Tegelijkertijd is dat het grote geheim van God. Het geheim dat niet te doorgronden is. Een tijd lang heb ik meegedaan aan het labelen en etiketteren. “God”, “duivel”, “goed”, “fout”, “belofte”, “toe-eigenen”, “strijd”, “overwinning”, “woord van God”. Het voelde eerst wel fijn om meer van dat geheim te kennen. Om de wereld in handige hokjes op te delen. En Gods beloften af te bakenen en toe te eigenen. Maar uiteindelijk viel ik in het gat dat ik zelf gegraven had. Ik had het geheim willen ontrafelen. En nu verdween juist dat uit mijn leven, wat me hoop en kracht gaf. Ik nam geen genoegen meer met het gefluister van God. God moest luid en duidelijk spreken. God moest zich laten zien, zodat iedereen wist dat Hij oppermachtig was.

En oh, wat een vergissing was dat van me. Wat een lelijke vergissing. En ik kwam die vergissing op het spoor toen ik de woorden van Jezus ging bestuderen. Elke avond sloot ik af met woorden van Jezus. En ik kwam er achter dat Jezus zich liet zien in de minsten. Dat Jezus zich liet zien in de kinderen. Dat Jezus zich liet zien in wie veracht worden. Ik was gaan zoeken, precies daar waar Jezus ons voor waarschuwt. In grootheidswaan, pronkzucht. In het afbakenen van God en me vervolgens krampachtig vasthouden aan mijn eigen godsbeeld. Ik was me als een wetgeleerde gaan gedragen. Waarom? Om dat ene begeerlijke doel: genezen worden. 

Ik ben hard gevallen. Maar God is genadig. O ja, dat is Hij. Buitengewoon genadig. Het was op een ochtend in het weiland. Ik wist niet meer wie of wat God nog voor me was. Of ik nog wel in Hem kon geloven. Het was vroeg in de ochtend. Ik had net de kinderen naar school gebracht. Het gras was kleddernat van de dauw en binnen de kortste keren waren mijn schoenen, sokken en broekspijpen doorweekt. Ik sopte door het gras. Ik huilde. Ik riep naar God: “Wat wilt U nu? Ik heb niets meer! Ik ben veel zieker dan drie jaar geleden voor dit avontuur begon. Ik heb drie jaar besteed aan bidden, vasten, Bijbelstudie, me uitstrekken naar genezing. En nu? Nu bent U er niet meer. Het is donker.” En het was stil. Doodstil. Alleen wat vogels kwetterden. En in het natte gras vond ik een zwanenveer. Met prachtige dauwdruppels erop. En er brak iets in me. Misschien was het God. Voor mij wel in ieder geval. Het echode in mijn hoofd: de liefde. De liefde. Ja, de liefde. Het was die dag dat ik wist dat er één ding was dat het waard was om voor te leven en om in te geloven. De liefde. God is liefde. God wil liefde. En hoe dat geheim zich verhoudt tot mijn leven, mijn ziekte, mijn zijn, ik weet het niet precies. Ik weet alleen: God is. God. Is. Liefde. 




Ik leef niet meer voor de toekomst. Ik leef omdat ik nu dankbaar wil leven. Ik leef voor wat ik nu ontvangen heb. Ik leef om uit te delen wat ik heb. Ik weet niet of dit het antwoord is wat je zocht of hoopte te krijgen. Ik weet ook niet of je het begrijpt. Ik weet wel, dat de afgelopen drie jaar me veranderd hebben. Ik weet dat ik veel meer van mensen ben gaan houden. Zonder verborgen agenda. Zonder hen te moeten bekeren. Zonder hen te willen veranderen. De tollenaar, de hoer en ook de wetgeleerde. Ja, die laatste ook. Enkelen hebben me in de ban gedaan. Ik ben nu van de duivel. Uit mijn rol gevallen. Uit mijn hokje gebarsten. Ik heb een nieuw etiketje gekregen “kind van de duivel”. Ze hebben me ontvriend. Bij sommigen ben ik geblokkeerd. Het "ware Evangelie" volg ik namelijk niet meer. Maar ik hoop dat iemand het hen dan maar vertelt: Ik houd van jullie. En daarvoor hoeven jullie niet te veranderen. Ik heb geen verborgen agenda. Wat me drijft is de liefde van Christus….. 

Met veel liefde,

Annemieke

maandag 11 juli 2016

Wonderen

Wonderen. Grote groepen christenen worden er door getriggerd. Dat het steeds meer een splijtzwam wordt, een onderwerp á la doop, Israël en homoseksualiteit, blijkt wel aan het aantal reacties dat ik vorig jaar kreeg op mijn blog over pijnlijke opmerkingen voor een zieke, maar ook recent aan het aantal reacties dat op het blog van vriend/collega Wouter van der Toorn volgde: "De perfecte genezingsshow".

Geloven in wonderen, op straat uitstappen om wonderen te doen namens Jezus, lijkt een graadmeter te zijn geworden of je wel of niet "goed" gelooft. Krachtevangelisatie en “een bovennatuurlijke levensstijl” zijn in opkomst. Het fenomeen wonderen heeft me door mijn persoonlijke situatie (ziekte) de laatste drie jaar bovenmatig bezig gehouden. Stel toch eens voor dat ik genezen zou kunnen worden? En stel toch eens voor dat al die wonderen die mensen suggereren echt zijn dan ligt daar een schat om uit te delen aan mensen. Een schat om mensen God te laten zien. 

Hoewel ik de laatste jaren echt bijzondere dingen meegemaakt heb (o.a. de genezing van mijn schildklier), heb ik vooral ook heel veel pijn en verdriet overgehouden aan de wonderdoeners en ben ik gelukkig weer op aarde geland. Zieker dan drie jaar geleden, helaas.

Toch heeft mijn zoektocht langs evangelisten, genezingsdiensten, bevrijdingsconferenties en gebedsbijeenkomsten me iets opgeleverd: een heleboel levenswijsheid. Graag deel ik er iets van in dit blog.

1. Leef niet voor de toekomst, maar leef in het heden


Ik begin met een reactie van Facebook op het blog van Wouter:

Persoon A  Jezus houdt van mij Hij is mijn vriend, en een vriend wil je ook helpen en gezond zien, daarom geloof ik dat Hij ons wil en zal genezen. En als we toch nog ziek blijven komt het aan op Hem vertrouwen dat Hij ons toch wil genezen en dat noem ik geloof. Believe . 
Persoon B: En toen ging mijn diepgelovige kennis die kanker had toch dood. Wat is daarop jouw antwoord? Niet genoeg geloofd?
Persoon A: Soms doet GOD dingen op zijn manier en als GOD het de beste keuze vond om die diep gelovige die kanker had thuis te halen dan is dat GOD's keuze en dan is dat uiteindelijk veel beter want als je in de hemel bent dan is er geen pijn en verdriet meer en geen ziekte en ja wij zijn dan verdrietig maar je moet wel de hele bijbel lezen wij zijn op deze aarde bij woners vreemdelingen wij zijn burgers van het hemel rijk!!



Als zieke word je vaak gewezen op de hoop die voor je ligt. Het gaat nu niet lekker, maar kijk vooruit, ooit zal het goed komen. Lange tijd was dat een troost voor me: de heerlijkheid die in de toekomst zal worden geopenbaard en in geen verhouding staat tot het lijden van deze tijd. En nog steeds, heeft het iets troostrijks. Maar tegelijkertijd heeft het iets verlammends. Als of het heden er niet toe doet. Alsof alle pijn en moeite van nu lijdzaam ondergaan moeten worden met het oog op de toekomst. Of het leven nu niet de moeite waard zou zijn en het pas waarde krijgt als je òf geneest òf dood gaat.

Jezus zegt dat elke dag genoeg heeft aan zijn eigen kwaad. Dat we ons geen zorgen moeten maken voor morgen. En Hij wijst ons op een leven dat door lijden en moeilijkheden zal gaan. Ik vind het best opzienbarend dat Jezus ons niet steeds wijst op de mooie toekomst, in ieder geval niet zonder ook op het lijden te wijzen. En dat Hij zegt in het hier en nu te moeten leven. Hier op aarde moeten we werken aan dat Koninkrijk van vrede. En daarvoor zullen we in ons leven door lijden gaan. Lijden is part of the deal. Jezus zag de mensen die leden en keek niet weg. Sterker nog, het lijden van Jezus zelf neemt een grote plaats in in de goede boodschap. 

Hoe meer ik de woorden van Jezus lees, hoe meer ik besef dat ik nu moet leven. Dat ik er nu iets van moet maken. Dat ik nu leef. En dat Jezus me niet vraagt te leven voor de hemel, maar te leven voor de aarde. Voor de mensen om me heen. Voor de liefde. Dat dit is wat ik heb gekregen. Dit leven. Dat de kunst van het leven -met pijn- niet is te verlangen naar de toekomst, maar te leren leven in het heden. Ik heb lang geleefd voor de toekomst. Maar ik ben aan het leren te leven voor het heden.

Ja, ik ben een mens met pijn. Ik leef niet voor genezing of voor een hemels toekomstbeeld. Ik wil hier leven. LEVEN. En constant de spiegel voorgehouden worden dat God me niet wil zoals ik nu ben, dat ik mijn ziekte niet moet aanvaarden omdat God het niet wil, dat ik moet verlangen naar genezing, dat helpt me niet om nu te leven, te genieten. Ik wil niet meer bezig zijn met wat ik misschien ooit zou kunnen hebben. Ik wil dankbaar bezig zijn met dit leven.

2. Laat je niet manipuleren door mensen die je zwakte gebruiken om je geestelijk klein te maken.


Ik heb geleerd dat veel mensen meesters in manipulatie zijn en dat manipuleren het beste gaat als je de zwakke kant van iemand daarvoor benut. Manipuleren mensen je expres? Nee, dat wil ik niet geloven. Maar helaas, werd mijn ziekte de afgelopen jaren veelvuldig aangewend om mij geestelijk klein te maken. Een paar voorbeelden: “Als je niet belijdt dat de kritiek die je op mijn pastorale handelswijze hebt onterecht is, zal je niet genezen. God slaat je met een ziekte omdat Hij boos is dat je me beledigd hebt.” of “Je wilt niet dat we voor je bidden? Dan moet je het ook niet raar vinden dat je niet geneest natuurlijk.” of “Als je niet naar ons luistert, vind je ook geen genezing” en de variant “Als je niet doet wat we zeggen, zul je nooit genezen.” Ik heb deze zinnen in alle varianten gehoord. En het is natuurlijk de reinste manipulatie. Maar als je zelf ziek bent en verlangt naar genezing, ben je zeer vatbaar om hiernaar te luisteren. Ik heb één ding geleerd: Mensen die op deze manier met andere mensen omgaan, kun je het beste niet meer in je leven toelaten. Ze kosten je energie en ontnemen je de vrede die God wil geven. Houd rust en vrede als graadmeter aan. 

3.Wat is liefde? 


Ik heb geleerd wat liefde is. Ik bedoel echte onbaatzuchtige liefde waarover in de Bijbel gesproken wordt. Liefde kent geen ijdel vertoon, geen afgunst en verheugt zich niet over onrecht. Ze is niet grof en zelfzuchtig en is geduldig. Ja, ik heb geleerd wat echte liefde is. Of tenminste denk ik dat ik er aan geproefd heb. Ik vind echte liefde bij mensen die me bijven bezoeken, ook al genees ik niet. Ik vind het bij mensen die me goed genoeg vinden, zelfs met een ziekte. Ik vind het bij mensen die begrijpen dat ik bepaalde dingen niet kan en daar niet over zeuren. Ik vind het bij mensen die naar me luisteren zonder me te veroordelen. Die me niets verwijten als ik geen gebed wil.
Ik heb een ding geleerd: als je zwart-wit denkt, God-duivel, goed-kwaad, zonder enige nuances, dan verdwijnt de liefde. Als je de hele wereld wilt uitleggen en begrijpen door overal etiketjes "God" of "duivel" aan te hangen, dan is er geen ruimte voor liefde. Als je God denkt te begrijpen en anderen namens Hem de waarheid meent te moeten zeggen, dan is er geen ruimte voor liefde. In alle genezingswaan kwam ik weinig echte liefde tegen. Ik kwam vooral oordeel en etiketten tegen. God uitgelegd door de mens. Zo is het en als je anders gelooft, dan zul je niet genezen of dan hoor je er niet bij. 
C.S. Lewis schreef net na het sterven van zijn vrouw: "Mijn godsidee is geen goddelijk idee. Het moet iedere keer verbrijzeld worden. Dat doet Hijzelf. Hij is de grote beeldenstormer. Zouden we we niet bijna kunnen zeggen dat dit verbrijzelen een van de tekenen is van Zijn Aanwezigheid? De Incarnatie is het verhevenste voorbeeld; alle voorgaande ideeën omtrent de Messias worden erdoor in stukken geslagen. De beeldenstorm "ergert" de meeste mensen; zalig degenen die niet geërgerd worden.”
Veel beelden van God sloegen kapot de afgelopen jaren. Maar wat overbleef was mooier, groter en minder afgebakend. Het was niet claimend of oordelend. Niet zeker, duidelijk en vastomlijnd en het had alle kenmerken van de Agapè-liefde. Het bracht vrede en rust en een open vizier naar de mensen om me heen.

4. Jezus boodschap


Tenslotte heb ik iets geleerd over Jezus volgen. Jezus volgen is niet ik-gericht, maar gericht op de ander. Ik heb een christelijke wereld leren kennen waar men vooral bezig is met het zelf. Met het genezen van jezelf, het bevrijden van jezelf, het bevrijd blijven van demonen. Een wereld waar je elke dag moet strijden om geestelijk stand te houden. Een wereld die helemaal opgebouwd is rond het polijsten van je geestelijke zelf. En wat zegt Jezus? Hij zegt: “Kijk naar de ander!” Niet om de ander te oordelen, maar om de ander te dienen. En je dient een ander niet door hem de door jouw geclaimde waarheid door de strot te duwen, maar je dient de ander door in die ander iets van Jezus te zien. Jij moet de ander niet veranderen. Door het dienen van de ander zal de ander jou veranderen! Ik heb geleerd dat we te veel praten over hoe alles moet en wat onze waarheid nu precies inhoudt, te veel bezig zijn met geestelijk te strijden en grote woorden te spreken en te weinig bezig zijn met dienen: kleed de naakten, bezoek de zieken en de gevangenen, geef de hongerigen te eten en de dorstigen te drinken. Niet met grootst vertoon. Maar in het besef dat in het helpen van de minsten, we Jezus zelf zullen ontmoeten. Een tekst in de Bijbel die me momenteel erg raakt is deze: “Hij (Jezus) zal geen woordenstrijd aangaan en op straat zijn stem niet verheffen.” (Mat. 12:19). Willen we echt worden als Jezus? Laten we dan niet bezwijken onder grootheidswaan, maar beginnen bij het begin. De ander dienen in liefde. Liefde die niet veroordeelt, die niet ik-gericht is, die niet de waarheid claimt, maar alleen de Waarheid dient. Zonder grote woorden en groot vertoon. Maar in alle eenvoud en rust. En boven alles: met liefde.

Een wonder. Ja, wat is een wonder? Ik zou bijna zeggen: dat ik na deze drie jaar nog geloof. Maar buiten dat feit, wil ik het zeggen met de woorden van een goede vriend die Einstein citeerde: “Of doe alsof niets een wonder is of doe alsof alles een wonder is.” Een wonder is voor mij dat ik me ver-wonder over het leven, over de liefde over God. Dat er ruimte is om niet alles te moeten begrijpen en te moeten weten, maar dat God een geheim mag blijven, waarover ik me elke dag mag ver-wonderen. In stilte. In vrede. In rust. Met mezelf en met de mensen die ik op mijn pad ontmoet.