donderdag 8 oktober 2020

Er was licht

Licht. Het fascineert me. Eindeloos kan ik kijken naar licht, wolken, luchten. Hoe de zon doorbreekt dwars door een schijnbaar onafgebroken donkere wolkenlucht. Hoe de zon opkomt. Het eerste stipje licht dat achter de horizon verschijnt en hoe langzaam de lucht zich vult met licht en kleur. De zonsondergang. Hoe het licht weer langzaam verdwijnt en de lucht tooit in prachtige tinten roze en rood.

 


Licht in de Bijbel

De Bijbel staat vol met teksten over licht. Vooral Johannes weet er in zijn Evangelie beeldend over de vertellen. Licht dat de wereld komt verlichten. Licht dat duisternis verjaagt. Ik houd van die beeldspraak van Johannes. Hoe hij teruggrijpt op het scheppingsverhaal:

 “In den beginne schiep God de hemel en de aarde en duisternis lag op de vloed....” staat er in Genesis. En Johannes schrijft: In den beginne was het Woord. En dat Woord, Jezus, was al in den beginne bij God. En het Woord dat was leven en het leven was licht en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen. Ook in de duisternis was het licht er dus al. Ook in die chaos. Daar spreekt God en als eerste creëert Hij het licht. Als eerste schept Hij dat wat we kunnen zien. Dat wat ons zicht geeft. Licht. Licht vanuit de chaos, vanuit het duister.

 


 

De schepping gaat door

Het Woord. God sprak en er was licht. En die schepping van dat licht blijft doorgaan. Blijft terugkomen, door de Bijbel heen. Als God spreekt ontstaat er iets nieuws. Elke keer bemoedigt me dat weer door de Bijbel heen. Elke keer als het verhaal lijkt op te houden, komt er weer een nieuw begin. Johannes schrijft over dat nieuwe begin in Jezus. Licht dat doorbreekt. God die zijn Zoon naar de aarde stuurt. Alsof het scheppingsverhaal daar weer opnieuw begint. We kunnen het licht nu zelf zien. Zelfs aan het einde van de Bijbel, als alles verwordt tot een grote chaos -we zijn als het ware terug bij de chaos voor de schepping- zien we weer, in Openbaring 21, dat God een nieuwe hemel en een nieuwe aarde creëert. Nergens stopt God met scheppen. Aan het eind van de Bijbel zijn we als het ware terug bij het begin. Maar God gaat door. Hij gaat door met scheppen. Het houdt niet op. 

 

Corona

Mensen vragen me vaak hoe ik deze coronacrisis zie. Komt het van God? Heeft het iets met God te maken? Eerlijk gezegd, de crises in de Bijbel hebben vrijwel allemaal met de mens te maken. En ik geloof dat we in deze crisis dan ook in de eerste plaats maar eens bij onszelf te rade moeten gaan. Maar in elke chaos in de Bijbel, ook als de mens het helemaal aan zichzelf te danken heeft, breekt ergens het licht weer door. Soms een piepklein sprankje hoop. En dat bemoedigt me. God laat niet los. Hij schept en herschept. Hij vernieuwt. Dwars door alle chaos heen.

Herbronnen

Ook wij als mens zijn een deel van die schepping. En God is ook in ons scheppend en herscheppend bezig. In alle chaos die ons leven soms is, wil God scheppend spreken. Daar geloof ik in. Ik geloof in een God die niet los laat wat Zijn hand begon. Ik geloof dat we ons steeds mogen laten vernieuwen.

Ik las vanmorgen Psalm 36: “Bij U is de bron van het leven. Door uw licht, zien wij licht.” We mogen ons laten herbronnen. Steeds weer. Terug naar de bron. Dat helpt ons om het licht te blijven zien. Ja, de wereld is een chaos op dit moment. Nee, weten doe ik niet hoe het zit met de pandemie. Maar laten we nooit vergeten dat God kan spreken vanuit de chaos. Spreken, vernieuwen, herscheppen.


Gebed om vernieuwing

Maak mij nieuw zoals de morgen,
de zon die steeds weer boven komt.
Maak mij nieuw, dwars door mijn zorgen.

Maak mij nieuw ook als het licht
vandaag niet schijnen wil,
als ik voor het duister zwicht.

Heer, hernieuw uw Geest in mij,
stralend Licht,
en maak mij vrij.

Amen


vrijdag 21 augustus 2020

Vergeving


Moeten vergeven, maar niet kunnen vergeven. Het is een thema dat ik de afgelopen tijd veel tegenkwam in pastorale gesprekken. Ik schrijf bewust “moeten vergeven”, want we vinden dat we als christen moeten vergeven. Het is onze opdracht vanuit de Bijbel en het is zelfs de enige opdracht die in het Onze Vader genoemd wordt: gelijk wij vergeven onze schuldenaren.... Sommige kerkgenootschappen leggen er daarom veel nadruk op. Is er iets mis gegaan, dan moeten de partijen zo snel mogelijk samenkomen en moet er vergeving uitgesproken worden. En dan is het klaar. Kort door de bocht. Maar helaas, dat zijn verhalen die ik hoor en ook zelf meegemaakt heb.
Het is een ingewikkeld thema, waar ik graag eens, vanuit een ander perspectief, mijn gedachten over wil laten gaan in dit blog.

Verdienmodel

Wat is vergeving eigenlijk? Om grip te krijgen op het Bijbelse idee van vergeving, zoals Jezus daar over spreekt, moeten we eerst terug naar de tijd van de Bijbel en de ideeën die toen heersten. Gods gunst was een verdienmodel. Je kon alleen Gods gunst verdienen als je je hield aan de wetten: offerwetten, spijswetten, reinigingswetten. Iedereen werd langs de meetlat van de wet gelegd. Jezus echter komt met een nieuw verhaal, een nieuw perspectief: de meetlat van de liefde. En we leggen er niet de ander langs, maar onszelf. Oordeel niet, opdat jij niet geoordeeld wordt. Haal eerst de balk uit je eigen oog. Heb je vijanden lief. We zien een verschuiving van het je houden aan meetbare wetten, naar het leren leven vanuit onmeetbare begrippen: liefde, barmhartigheid, vergeving. Een verschuiving van leven vanuit opdrachten die je kunt vervullen (bv. een offer brengen) naar leven vanuit doorlopende opdrachten die nooit klaar zijn: liefhebben, vergeven, vrede bewaren en niet oordelen. Hoe weet je of je het goed genoeg doet, als je taak eigenlijk nooit af is?

Is dat wel eerlijk?

Het geloof in die tijd was, zoals gezegd, gebouwd op een verdienmodel: voor wat hoort wat. Als ik me aan de wet houd, dan verdien ik Gods gunst. Als jij je aan de wet houdt, dan ben je een goede gelovige. Jezus zet ons denken over God en geloof op z'n kop. De werkers van het eerste uur krijgen evenveel als de werkers van het laatste uur. Dat is toch niet eerlijk? De overspelige vrouw wordt vrijgepleit, de tollenaar wordt in de armen gesloten en de moordenaar mag in het paradijs plaatsnemen. Allemaal mensen die zich niet aan de wet hielden. God laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Het knaagt aan ons. Het schuurt. Dit is niet hoe het werkt. Dit is niet hoe we diep van binnen willen dat het werkt. Zij verdienen het toch niet? En dat is dus precies waar het om gaat in het Evangelie: God die zoveel van ons houdt, dat we krijgen wat we menselijkerwijs niet verdienen: genade om niet. Liefde oneindig groot. Begrippen waar we ons geen voorstelling van kunnen maken. En wat maken wij daar dan graag weer een wettische bedoening van: je moet wel geld geven aan de kerk, je moet wel naar de kerk gaan, je moet wel vergeven, je moet het wel geloven zoals ik, want anders zou God je wel eens zijn gunstbewijzen kunnen ontzeggen. Want het kan toch niet dat Hij van me blijft houden als ik niet vergeef? 




Perspectiefwissel

Ik geloof dat we vergeving vaak vanuit dat  perspectief van de Farizeeërs zien, het meetlatperspectief.  Het zit zo diep in ons. God zegt dat ik moet vergeven. Als ik dat niet doe, dan ben ik geen goed christen. Of misschien zelfs: als ik dat niet doe val ik buiten de gunst van God. Het kan niet zijn dat Hij van me blijft houden. Wat er dan gebeurt, is dat er een enorme druk op je wordt gelegd om iets te snel te doen, omdat het moet. Maar het lucht niet op. Het bevrijdt niet. Het is niet van harte. En je gaat je schuldig voelen omdat het niet lukt, omdat je achter blijft met wrok, verdriet, pijn en je je onbegrepen voelt. Volgens mij gaat het bij vergeven ergens anders om. Vergeven, je vijand liefhebben, niet oordelen, het zijn allemaal opdrachten waar we menselijkerwijs te kort in schieten. Die zo moeilijk zijn, dat niet een van ons voldoet aan die meetlat. Het zijn opdrachten die ons aan het denken moeten zetten over dat hele concept van voor-wat-hoort-wat. Die ons aan het denken moeten zetten over de onvoorwaardelijke liefde van God en zijn genade. God, zo anders dan wij mensen. Die ons aan het denken moeten zetten over geloof: het is een doorgaand werkwoord. Een levenslang proces van leren. Leren om steeds meer ons menselijk meten los te laten en ons over te geven aan die onverdiende genade en liefde van God in al onze tekortkomingen. Ontvangen om niet. En dat weer te mogen weerspiegelen in ons eigen leven.

Onmogelijke opdracht

Wat is vergeven? Misschien eerst maar eens stilstaan bij wat vergeven niet is. Vergeven is niet een meetlat om te bepalen of je wel of niet Gods liefde verdient. Vergeven is ook niet de ander vrijpleiten van schuld of moeten vergeten wat je is aangedaan. De schuld van de ander daar zal die persoon zelf mee moeten zien in het reine te komen. En als er een strafbaar feit gepleegd is, dan betekent het ook niet dat de ander dus niet ter verantwoording geroepen moet worden door bevoegde instanties. Vergeven is in de eerste plaats een proces waarbij jij jouw pijn onder ogen ziet. Wat je is aangedaan is onrecht. Het doet pijn. Het geeft verdriet. En het liefste zou je willen dat de ander daarvoor sorry zegt en nog liever zou je misschien zien dat de ander net zoveel lijdt als jij. Die pijn, die gevoelens van wraak houden jou gevangen. Ze veroordelen jou. En als je vindt dat je moet vergeven omdat God anders niet meer van jou kan houden, dan veroordelen ze jou dubbel. Vergeven is loskomen van dat oordeel. Het los kunnen laten dat de ander eerst moet lijden of sorry zeggen, omdat jij anders niet verder kunt. Loslaten van dat voor-wat-hoort-wat-principe. Maar ook zien dat vergeven een werkwoord is. Niet iets dat afgedwongen kan worden. Het is iets waar je samen met God mee mag worstelen. In vergeving komen onmogelijke grootheden samen: je vijand liefhebben, niet oordelen, je andere wang toekeren aan wie jou pijn doet en God die het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Grootheden waar we niet bij kunnen als mens. Waar we tot ons sterven mee zullen worstelen. En die ons terugbrengen naar de alleronmogelijkste grootheid: de onvoorwaardelijke liefde van God. Vergeven is menselijk gezien onmogelijk. We kunnen alleen in de overgave aan Gods liefde er dichterbij komen. Steeds terug naar dat fundament. En hoe meer we daarvan gaan ervaren, hoe meer ruimte er zal komen voor de ander, ook om de ander te vergeven. Maar het is een proces, misschien wel een levenslang proces. Zeker niet iets dat je even op bevel kunt doen.

Onvoorwaardelijke liefde

Ik denk dat er daarom zoveel nadruk op vergeven ligt in de Bijbel. Omdat daarin alles samen komt wat Jezus ons leert. Wie blijft hangen in oordeel en niet kan vergeven, roept een oordeel af over zichzelf. Niet een letterlijke hel, maar wel een hel in zichzelf. Hij zal nooit de vrijheid proeven die te vinden is in die onvoorwaardelijke liefde van God. Nooit de vrijheid die het geeft als je Gods genade gunt aan alle mensen, de arbeiders van het eerste uur en die van het laatste. En zelfs aan de moordenaar aan het kruis. Als je kunt geloven dat Gods liefde werkelijk onvoorwaardelijk is voor wie zich er aan over durven geven -voor jou en voor die ander- dan komt vergeving dichtbij. 



zondag 9 augustus 2020

Je kunt niet dieper vallen dan in Gods eigen hand

Op mijn werktafel ligt een kopie van een lied. Lied 916 uit het nieuwe liedboek. Ik ken de melodie niet eens. Heb het eigenlijk nog nooit gezongen. Maar ik kwam het tegen toen ik ooit een dienst voorbereidde. Het raakte me. "Je kunt niet dieper vallen dan in Gods eigen hand". En sindsdien ligt een kopie op mijn bureau. Omdat ik die tekst elke keer voor de geest wil halen. Als ik het druk heb. Als ik een fout maak. Als ik niet weet wat ik moet zeggen in een pastoraal telefoongesprek, omdat de pijn, verdriet of angst zo groot zijn aan de andere kant van de lijn, dat alle woorden te kort schieten. “Je kunt niet dieper vallen dan in Gods eigen hand.” Woorden die ik graag door mijn hoofd laat echoën.


Ziek 

Ik denk de laatste tijd vaak terug aan de periode dat ik zo ziek was. Ik weet niet waarom nu. Misschien omdat ik de laatste weken zoveel gesprekken heb over ziekte en sterven. Het contrast met mijn leven nu en dat van toen kan bijna niet groter. Het was de tijd dat mijn leven geterroriseerd werd door zenuwpijn. Het was die tijd dat ik heb leren leven vanuit een soort oervertrouwen, een soort oerovergave, de overgave die ik ook proef in die eerste regel van dit lied. In de tijd dat ik zo ziek was en onderzoek na onderzoek kreeg. Dat de vooruitzichten hopeloos waren. Dat de zenuwpijn heel snel toe nam. Die onvoorstelbare zenuwpijn. Altijd aanwezig. Gekmakend.


Keuze? 

Als het om God gaat, zijn er dan denk ik twee keuzes die je kunt maken: Hem verlaten -boos, in de steek gelaten, verdrietig- of Hem omarmen in je angst en verdriet (ook angst voor de dood), in al je vragen en onzekerheid. En eerlijk gezegd, weet ik niet of het helemaal een vrije keuze is. Er zijn veel factoren medebepalend: je voorgeschiedenis, karakter en hoe je geloof zich ontwikkeld heeft bijvoorbeeld. Je wilt misschien omarmen, maar komt niet verder dan boosheid en verdriet. Misschien is het wel zo dat je eerst boosheid en verdriet door moet, voordat je überhaupt tot omarmen kunt komen. Ook bij mij was het een -lang- proces. Niet iets dat in één keer gebeurde of lukte. Maar steeds meer lukte het me me over te geven. Als de pijn me tot wanhoop dreef, ging ik terug naar mijn ademhaling en gaf ik me volledig over aan de Liefde. Dat was oefenen. Steeds meer los laten van je angst en onzekerheid. Angst voor meer pijn, angst voor wat komen zou, angst voor de dood. Ja, dat ook, denk ik. Als angst en vragen me overvielen, ging ik in de tuin zitten, richtte me op mijn ademhaling en gaf me over. "Heer, hier ben ik." In het begin lukte het maar heel korte perioden. De angst, twijfel en pijn wonnen het al snel weer. Maar langzaam aan kwam er meer rust. 's Nachts, in de vele uren dat de pijn me wakker hield, deed ik vaak hetzelfde, liggend in mijn bed. En het waren uiteindelijk de meest intense uren dichtbij God. Uren van angst onder ogen zien en loslaten. Rust vinden. Vrede. Dat heeft me letterlijk gered in die tijd.

Leven 

Waar angst verdwijnt is ruimte te leven in overvloed. Te leven vanuit de Liefde. Want er is niets meer te verliezen. Ik denk dat de Bijbel dat (onder andere) bedoelt met je leven verliezen. Leren je te laten vallen in Gods eigen hand. Leren alles los te laten. Leren je over te geven aan die Liefde. En dan ben je vrij. Hoe donker de situatie ook is. Ik heb heel wat dagen niets anders kunnen doen dan op een stoel zitten en de pijn te verdragen. Maar uiteindelijk was ik zo ver dat ik er vrede mee had. Want ik was vrij. Je kunt niet dieper vallen dan in Gods eigen hand....

Dansen in het donker

Ironisch genoeg kwam, nadat ik volledig rust had gevonden met de situatie, de totaal onverwachtse ommekeer. Nu ik, na al die jaren vechten, leef zonder pijn, probeer ik nog steeds te leven vanuit die overgave. Het is moeilijker nu, omdat de pijn me er niet meer toe dwingt. En soms heb ik even een herinnering nodig. Maar nog steeds is er dat besef dat ik niet dieper kan vallen dan in Gods eigen hand. Dat ik alles mag loslaten en overgeven. Het is de vrijheid die ik gewonnen heb in de moeilijkste tijd van mijn leven. Licht dat juist in de diepste duisternis het beste gezien wordt, denk ik soms. Ik zou het zo graag anderen geven. Anderen die in het donker zitten. Die door dat proces moeten gaan. Maar ik kan het niet geven. Dat weet ik als geen ander. Ik kan slechts naast degene zitten in het donker. Je kunt het alleen zelf zoeken. Zoeken naar dat Licht. Op eigen kracht. In eigen tempo. Het is je eigen proces. Met God. Met het Leven. En het enige dat ik kan zeggen is: Wees niet bang voor dat proces. Omarm het. Kijk je angsten in de ogen. Leer te dansen in het donker tot het Licht overwint.

maandag 6 juli 2020

Eenzaamheid: oplossen of verdragen?


Eenzaamheid is een groot probleem in heel onze maatschappij. Niet alleen onder ouderen. In elke leeftijdsgroep vind je eenzame mensen. Het is vaak een onbegrepen probleem, want veel van deze mensen hebben best contacten. Er komen mensen op bezoek. Ze kunnen toch nog bellen, denk je al snel. Ze kunnen toch gewoon meedoen met activiteiten die aangeboden worden?

Vanmorgen las ik in mijn wekelijkse leesuurtje een essay over eenzaamheid van dr. A.F. Verheule uit “Nieuw handboek geestelijke verzorger” (2009). Wat me het meest trof was zijn advies. Maar voordat ik daarover uitweid, eerst een paar notities over eenzaamheid.

Tegenstrijdige verlangens

Volgens Zijlstra (“Op zoek naar een nieuwe horizon, handboek voor klinische pastorale vorming”, 1989) heeft de mens twee levensopgaven: zichzelf te worden als enkeling en zijn plaats vinden in het geheel van de menselijke en zakelijke relaties. Hier zit een spanning tussen. Een spanning tussen twee tegenstrijdige verlangens: het verlangen naar veiligheid en geborgenheid enerzijds en naar zelfstandigheid en onafhankelijkheid anderzijds. Het is aan de ene kant het terugverlangen naar de moederschoot, onbedreigde veiligheid en aan de andere kant het verlangen naar volledige autonomie, de toekomst helemaal zelf kunnen inrichten. Beide verlangens zijn natuurlijk niet vervulbaar. Ergens moet je leren leven met deze tegenstrijdige verlangens. Als het verlangen naar de ene kant of de andere doorslaat, kan dat de basis voor eenzaamheid leggen. Het sterke verlangen naar veiligheid kan je eigenheid in de weg staan. Het sterke verlangen naar autonomie, kan sociale contacten en geborgenheid in de weg staan. Het vinden van het juiste evenwicht is is een levenstaak van de mens. Daar hoort ook bij het leren alleen te zijn. Eenzaamheid is nodig om jezelf te kunnen ontdekken: wie je bent, wat je wilt, wat je leven zin geeft. Een bepaalde vorm van eenzaamheid is dus zeker niet alleen slecht, maar zelfs noodzakelijk.



Eenzaamheid en alleen zijn

Er zijn dus twee soorten eenzaamheid. De eenzaamheid die bij het wezen van de mens hoort en die je nodig hebt om jezelf te worden en de eenzaamheid waaraan we lijden, die ontstaat door psychologische factoren of door tegenslagen in het leven. Oorzaken daarvan kunnen onder andere liggen binnen de persoon zelf, zoals het karakter of het ontbreken aan sociale vaardigheden, in de relationele sfeer: mensen verliezen contacten door bijvoorbeeld opname in een verpleeghuis. Maar ook maatschappelijk factoren, bijvoorbeeld geen geld om mee te doen aan activiteiten, en zingevende factoren -Wat heeft het leven nog voor zin als ik niets voor anderen kan betekenen?- kunnen van belang zijn.


Kun je iets aan eenzaamheid doen?

En nu komt de brandende vraag: hoe kunnen we iets aan eenzaamheid doen? De meesten van ons zijn zeer oplossingsgericht. We signaleren een probleem. We vinden dat dit probleem er niet zijn mag. We zoeken allerlei concrete praktische oplossingen om het probleem op te heffen. We organiseren activiteiten, zorgen dat mensen genoeg geld hebben om mee te doen, we geven trainingen in sociale vaardigheden, we zorgen dat mensen genoeg andere mensen zien. En we zijn, uiteraard, blij als dit werkt. En gelukkig, er is een groep mensen die hier genoeg aan heeft. Maar dan is er nog die andere groep: de mensen die lijden aan existentiële eenzaamheid. Mensen in een verpleeghuis, die de zin van het leven uit het oog verloren zijn, die verlangen naar het einde. Mensen die depressief zijn en geen boodschap hebben aan onze praktisch ingestelde houding. Mensen die zich niet begrepen voelen, anders voelen en zich er niet bij voelen horen. Die eenzaamheid is bijna niet te verdragen als buitenstaander. We voelen ons machteloos. We willen het oplossen, maar er is geen oplossing. Het is de eenzaamheid die geen woorden heeft. Die niet met woorden geuit kan worden. En eenzaamheid die we moeten leren verstaan en bovenal leren verdragen als buitenstaander.

Innerlijk vuur

Nu kom ik terug bij dat prachtige einde van het essay van dr. A.f. Verheule. We zijn zo gewend te geven. Te komen, probleem te signaleren en op te lossen. Antwoorden te geven. Het probleem moet weg. Wat als we konden loslaten dat de eenzaamheid er niet mag zijn? Konden loslaten dat wij het moeten oplossen, en in plaats daarvan oog konden hebben voor wat die eenzaamheid ons kan vertellen? Wat als we konden leren ontvangen in plaats van geven? Als we het innerlijke vuur dat in ieder mens brandt, al is het nog maar een paar vonkjes groot, konden ontdekken en leren om ons eraan te warmen? Want de echte eenzaamheid is de eenzaamheid dat je niets meer te geven hebt aan anderen, terwijl je dat zo verlangt. Je verlangt er zo naar dat anderen dat vuur in je ontdekken en zich er aan komen warmen. Dat ze dat vuur zien en verstaan. Dat vuur is volgens Verheule “die schat aan liefde en aandacht die in ieder mens schuil gaat, dat verdriet en die angst die woordeloos blijven, maar ons door hun diepte verrijken". Als we de rollen van gever en ontvanger kunnen omdraaien "dan pas zal de ander zich verstaan voelen en wordt de eenzaamheid opgeheven, ook als is het maar voor even.” Ontvangen in plaats van geven. Je verwarmen aan de paar vonkjes in plaats van de kachel snel omhoog te willen zetten. Het vraagt omdenken. Stil worden. Jezelf openen voor de ander, voor die woordenloze eenzaamheid, die we niet kunnen oplossen door allerhande acties, maar alleen (tijdelijk) kunnen opheffen door ons zijn. De eenzaamheid verdragen. Er zijn als ontvanger, niet als gever. 
Materie om eens diep over na te denken.

Vraag: Hoe reageer jij als je bij iemand bent die zich diep eenzaam voelt: oplossingsgericht of luisterend? Gever of ontvanger?





vrijdag 26 juni 2020

Niets meer te beleven?

"Zie je de ouderdom als epiloog van het levensverhaal waarin niet meer gebeurt dan dat op de belangrijkste thema's wordt teruggeblikt, of als finale waarin de wezenlijke lijnen van het levensverhaal tot hun voltooiing en climax komen?"
Uit: Zorg voor het verhaal, Ruard Ganzevoort en Jan Visser 

Niets meer te beleven?

Bij mijn wekelijkse leesuurtje waarin ik een stukje vakliteratuur bestudeer, kwam ik twee weken geleden deze prikkelende vraag tegen. De hele week echode de vraag door mijn hoofd tijdens de gesprekken. Toen iemand me deze week vroeg waarom ik eigenlijk ouderenpastoraat deed -was dat een bewuste keuze of was ik daar ingerold omdat ik “niets anders” kon krijgen?- voelde ik de vraag zich nog meer opdringen. Het shockeerde me. Is dit hoe mensen erover denken, hoe er in de samenleving over wordt gedacht? Een soort “restpastoraat”: Het leven is toch voorbij. Daar is niets meer aan te beleven?

Kluwen van wegen

Laat ik eerst beginnen met het beantwoorden van de vraag of ouderenpastoraat een bewuste keuze van me was. Ik kan daar volmondig "ja" op antwoorden. Ik heb zeer bewust als specialisatie tijdens de opleiding gekozen voor ouderenpastoraat en ik zou die keuze weer maken. Nu nog bewuster, denk ik. Ouderen bezitten levenswijsheid en levenservaring. Het leven heeft hen velen lessen geleerd. Door dat levensverhaal heen komen allerlei lijnen samen. Door dat leven heen is ook geloof gevormd. Met vallen en opstaan. Soms met pauzes. Soms met pieken, maar ook met diepe duistere dalen. Soms standvastig koers gehouden, maar meestal tastend, zoekend, twijfelend, dwalend. En al dwalend door de verhalen, waar ik naar mag luisteren en over mag vragen, vinden we sporen, wegen waarop de voeten mochten gaan. En al die wegen komen samen. Soms op wonderlijke wijzen. En ergens in die kluwen van wegen, mogen we -samen- iets van God ontdekken. Ik vind dat het mooiste dat er is.



Oma

Vaak denk ik terug aan de laatste jaren van mijn eigen oma. Hoe ze op haar stoel zat. Veel meer kon ze niet meer. En hoe ze het als haar taak zag om voor alle kinderen en kleinkinderen te bidden. Pas vele jaren later besefte ik wat een wijsheid en overgave daarin zichtbaar werd.  Dat als het leven fysiek beperkt wordt, je voldoening kunt vinden in het terugzien hoe alles samenkomt. Hoe de nieuwe generaties opgroeien. Hoe het leven doorgaat. Hoe haar leven tot een voltooiing kwam, maar hoe ze zich daaraan over kon geven. Het in vertrouwen in Gods handen kon leggen, dag na dag. Ik heb nog een middag mogen waken aan haar sterfbed. Ik was toen 21. Ze reageerde niet meer. Maar ik heb nog tegen haar gepraat. Voor haar gebeden. En het was goed. Het was bijzonder. Ik mocht een glimp van het Licht zien in haar stervende gezicht.

De Ander en de Oneindige

"In de ander zien we de Ander." God, "de Oneindige", zien in het gelaat van de Ander. Het was de filosoof Levinas die dit centraal stelde in zijn denken. Ik mocht een tijd werken als geestelijk verzorger voor gezondheidscentrum Levinas in Rotterdam. In onze spreekkamer hing een poster met dit citaat van Levinas. Ik werkte in die tijd ook als geestelijk verzorger in een verpleeghuis voor dementerende ouderen. Er was een oude vrouw. Ze kon niet meer spreken. Reageerde ook nauwelijks meer op mensen en zat urenlang voor zich uit te murmelen en schreeuwen. Ze staat voor mij symbool voor veel mensen die ik heb mogen ontmoeten op de PG (psychogeriatrie). Ik nam haar vaak apart op de gang en zong dan Johannes-de-Heer-liederen voor haar en Psalmen in de oude berijming. “Veilig in Jezus armen” zong ik soms wel vier, vijf keer achter elkaar. En dan gebeurde altijd dat wonder. Na een paar keer reageerde ze als ik het woord “Jezus” zong en sprak ze het soms zelfs mee. Haar ogen werden dan even helder. Er kwam vrede over haar. Opeens was ze er weer even. Ook aan haar sterfbed zong ik. Dan werd ze rustig. Van haar leerde ik dat diepe vertrouwen. Dat diepe geloof. Die diepe overgave. Geen woord hebben we kunnen spreken samen. En toch. Toch heb ik zoveel over God van haar geleerd. In het gelaat van de Ander openbaart zich de Oneindige....

Geheim

De jaren dat ik zelf zo ziek was en het leven uitzichtloos leek, heb ik veel gehad aan de levenslessen en levenservaring van de ouderen waarmee ik gewerkt had. De dagen zijn lang als je leven voornamelijk bestaat uit het zitten op een stoel en je veel pijn hebt en geen zicht hebt op verbetering. Ik weet nog dat ik een keer tegen mijn man zei: “Ik wil zo graag met iemand praten. Iemand zeggen hoe ik me echt van binnen voel. Waar ik mee worstel. Maar ook hoe ik God zo sterk ervaar dwars door deze pijn heen. Maar ik vind niemand die het begrijpt. Die er iets van lijkt te snappen.” Mijn man sprak toen de wijze woorden: “Neem een stoel, ga gewoon buiten zitten en praat met jezelf. Je weet zelf wel welke vragen je moet stellen.” Ik ben buiten gaan zitten. Niet een keer. Heel vaak. Urenlang keek ik naar de bloemen, de vogels, de vlinders. En ik probeerde die kern te vinden. Waar gaat het nu eigenlijk om? Wat is de zin van het leven als je alleen nog op een stoel kan zitten? En uiteindelijk vond ik die rust. Ik vond die overgave. Ik vond dat oervertrouwen. Ik vond de liefde. De Liefde. Uiteindelijk begreep ik hoe ik me in vertrouwen kon laten vallen in die diepe Liefde. Zonder te weten waar ik uit zou komen. Ik begon iets te begrijpen van dat geheim. Dat geheim dat ik ervoer aan het sterfbed van mijn oma. Dat geheim dat ik ervoer als ik zong op de gang in het verpleeghuis. Dat geheim dat ik vaak ervaar als ik met ouderen over hun leven mag praten en dat me soms tot tranen toe kan roeren.


Overgave

Ik geloof dat we ouderdom oneindig veel te kort doen als we het alleen zien als een soort terugblik op het leven. Deze fase is zoveel meer. Het is de finale van het aardse leven waar we dwars door alle kronkelpaden die het leven gegaan is heen, mogen komen tot een diep weten. Een diep ervaren. Misschien wel te diep om daar woorden aan te geven. Te diep om het als buitenstaander te begrijpen. Maar ik ben een gezegend mens dat ik mag luisteren, vragen mag stellen en mag delen juist in de, soms woordenloze, diepte, soms vreugde en vaak ook duisternis, die ouderdom brengt. Dat ik samen mag nadenken over levensvragen: over God, over vertrouwen, over einde en nieuw begin, over licht in het duister, over doel en zin, over wegen die we niet begrijpen, maar soms zo wonderlijk dan toch weer samenkomen, over overgave. Een overgave die tot stand kan komen dwars door alle diepe dalen en over hoge bergen door het leven heen. Niets meer te beleven in de ouderdom? Of is het misschien juist de tijd waar de mens meer van het Leven zelf mag gaan doorgronden? 









woensdag 11 maart 2020

Aan de andere kant

Het zijn de woorden van de arts bij mijn laatste artsbezoek die ik me nog levendig herinner: “Er is niets meer. Ik zie geen reden dat je nog terugkomt.” Die woorden zijn nu een jaar geleden, waarmee ik nu officieel patiënt-af ben.

Revalidatie

De afgelopen anderhalf jaar waren misschien wel de jaren dat ik het hardst in mijn leven gewerkt heb. Gewerkt om weer goed te kunnen lopen, balans te houden, trappen te klimmen. Revalidatie. Gewerkt om een ander voedingspatroon aan te leren. Gewerkt om de dagelijkse oefeningen in mijn leven te intergeren zodat ik ook nu ik klaar gerevalideerd ben sterk zal blijven. Revalidatie gaat langzaam. Het vraagt veel motivatie. De eerste maanden gaan wel snel. Je gaat best snel vooruit. Maar het wordt al snel saai en eentonig als de rek er een beetje uit is en je alleen nog piepkleine stapjes voorwaarts en soms grotere stappen weer terug maakt en je je afvraagt of je echt wel helemaal gaat herstellen.

Afscheid

Ik ben helemaal hersteld. Ik kan alles weer. Tegen alle verwachtingen in. Het is een vreemd gevoel. Drie jaar geleden heb ik enorm geworsteld met afscheid nemen. Afscheid nemen van alle dingen die ik nooit meer zou kunnen. Het was een stap voor stap proces van overgave. Van leren uit handen geven. Van genoegen nemen met wat nog wel is. Plannen over de toekomst bijstellen. Rust en vreugde leren te vinden in heel kleine dingen. Leren in veel dingen afhankelijk te zijn van anderen. En met vallen en opstaan kwam ik er. Langzaam kon ik het verdriet achter me laten en weer vreugde ervaren in het gewoon “zijn”. En toen kwam opeens die grote omslag op een manier die niemand had verwacht.

Andere kant

Het is gek. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit boos geweest ben op God. Ik heb God nooit in verband gebracht met mijn ziekte. Maar nu ik niet meer ziek ben, na zoveel jaar worstelen, borrelen er wel vragen op. Vragen aan God? Vragen over God? Ik weet het eigenlijk niet. Misschien vooral die vraag: Waarom ben ik hersteld? Waarom ik? Ik had me verzoend met het leven zoals het was. Ik had het kunnen dragen. Waarom ik wel? Waarom nu? Waarom een ander niet die ik het ook zo gun? Het voelt oneerlijk. Gek dat je dat jezelf gaat afvragen. Van alle vragen die ik zou kunnen stellen over het leven, over het lijden, over God, is het die vraag die de boventoon voert. Misschien zegt het wat over mijn karakter. Of over mijn kijk op God. Ik weet het niet. Ik heb me altijd heel erg verbonden gevoeld met mensen die lijden. Ik kon hun lijden een soort van meevoelen. Ik droeg altijd die fysieke pijn mee. Dat kruis. Die last. Maar nu is het soms alsof ik een buitenstaander ben als ik praat met mensen die lijden. Als of ik geen recht van spreken meer heb. Opeens sta ik aan de andere kant. De gezonde kant.

Vertrouwen

Het klinkt bijna vroom, maar toch kijk ik dankbaar terug op de 18 jaar van worstelen met pijn. O ja, die pijn had me natuurlijk gestolen kunnen worden, evenals al het ongemak, de ziekenhuisbezoeken, onderzoeken en medicatie, maar wat ik over het leven en over God ervaren heb, daar ben ik dankbaar voor. Het allerbelangrijkste dat ik geleerd heb, is vertrouwen en overgave. Van een geloof waarin ik op zoek was naar antwoorden, naar een geloof waarin ik geen antwoorden heb, maar genoeg heb aan vertrouwen. Ik heb geleerd me over te geven aan de Liefde, het Licht, de Bron en daar te verblijven. In vertrouwen. Het vertrouwen dat of het nu donker of licht is om me heen, of ik nu ziek of gezond ben, of de toekomst er hoopvol of bedreigend uitziet, het genoeg is me over te geven aan dat grote Geheim. En dat ik dan goed ga. Die diepe verbondenheid met God, die zielsverbondenheid, die je niemand kunt uitleggen, die is alles. Had ik daar 18 jaar pijn voor nodig om die te ervaren? Ach, dat weet ik niet. Ik weet alleen dat diepe duisternis je ontegenzeggelijk kan helpen om licht te ontdekken, daar waar je dacht dat geen licht kon zijn. Donker en licht. Het zijn geen absolute tegengestelden. Het zijn veel meer twee kanten van eenzelfde medaille. Zo ben ik het tenminste gaan ervaren. Ze horen bij elkaar. Zonder donker kun je het licht niet benoemen.



Licht

Ik ben dankbaar bijna weer aan ziekbedden en sterfbedden te mogen zitten. Mensen weer bij te mogen staan in de donkere tijden. Het is de plek waar ik al zo vaak dat heb ervaren: dat het Licht schijnt in de duisternis. Dat het duister het licht niet in haar macht krijgt. Dat al ons denken en spreken over God te kort schiet in de momenten van diepe duisternis. Maar dat juist in die stilte, als er niets meer te zeggen is, steeds weer een glimp mag doorbreken van het Licht. Het Opstandingslicht. Goede Vrijdag en Pasen. Ze horen bij elkaar. Twee kanten van dezelfde medaille. Diepe duisternis en helder licht. Ja, ik ben dankbaar. Sprakeloos dankbaar. Maar hoe het zit met ziek-zijn en genezen, dat weet ik niet.