vrijdag 27 november 2015

God laat me in de steek


In mijn werk word ik geconfronteerd met situaties die echt hopeloos lijken en waar elk antwoord te kort schiet. Met name als mensen kampen met ernstige depressiviteit en zelfmoordpogingen, als werkelijk alles donker is, sta ik vaak machteloos, woordeloos en met lege handen iemand bij. Zo ook vandaag. Het leek me goed er eens over te schrijven. Het verhaal hieronder is gefingeerd, maar samengesteld uit mijn echte ervaringen.

God laat me in de steek


Ik zat tegen over hem. Zijn ogen waren rood. Van het huilen, de drank, drugs? Ik weet het niet. Hij staarde wezenloos voor zich uit. Verward had hij me opgebeld. Het was meer mis. De manisch depressiviteit had hem weer in zijn greep. De zoveelste therapie had niet gewerkt. Weer een opname. Weer nieuwe medicatie. Zijn leven was een puinhoop. Schulden stapelden zich op. In de manische buien gaf hij ongelimiteerd uit. In de depressieve buien vergat hij mee te werken aan schuldsanering en ontliep hij de hulpverlening. Ik had heel wat telefoontjes en sms’jes er aan gewijd om langs te mogen komen die ochtend. Maar uiteindelijk liet hij me toe.
Mijn God, wat moest ik zeggen? Ik bad in stilte tot God. Ik wist het niet. Terwijl hij me toebeet hoe God hem in de steek liet en hoe hij God niet meer als liefdevolle Vader kon zien, deed ik mijn best niet te huilen. Hij vroeg hoe God dit kon toelaten? Als God echt van hem hield, greep Hij toch wel in? Hij vroeg of ik hem een reden kon geven waarom hij niet zou springen. Hij was boos. Zijn ogen rood doorlopen. Als God echt van hem hield, waarom dan zo veel shit? Ik voelde me klein. Zo klein. Ja, het leven van deze man was shit. Er was geen licht meer. En wat kon ik zeggen? Ik begreep zo goed dat hij zich door God in de steek gelaten voelde.



Geef me een reden waarom ik verder moet leven


“Ik heb God nu voorgoed uit mijn leven gezet”, beet Hij me toe. “Noem een reden waarom ik dat niet zou moeten doen.” Elk antwoord leek even zinloos. Een veel troostelozer leven dan dit kon ik me niet indenken. Ik hoefde nu duidelijk niet met Jezus aan te komen. Weer bad ik in stilte. “Lieve Jezus, ik weet dat U bij me bent. Vertel me wat ik moet doen?” Maar het bleef stil in me. Ik beschouwde dat maar als antwoord dat ik ook stil moest zijn.  Ik antwoordde dan ook eerlijk: “Ik heb geen antwoorden. En ik kan jouw pijn ook niet zelf voelen, alleen proberen te begrijpen waar je doorheen gaat. Ik zal bij je blijven zitten zolang je me dat toestaat. Naast je blijven lopen als je dat toestaat. Meer heb ik niet te geven dan mezelf.” Als een storm raasde hij verder. Hij was boos op God. Ik liet het allemaal over me heen komen. Ik zat daar tenslotte namens die Ene. Ik liet hem nog een tijdje razen en huilen. En toen werd het stil. We waren allebei stil. Lange tijd. En in de stilte vroeg ik God te spreken. Hij sprak een woord tot me: “Liefde”. De man onderbrak uiteindelijk de stilte. Snikkend vroeg hij me: “Geef me tenminste een reden waarom ik nog verder moet leven? Zeg iets. Neem iets ”. Ik stamelde het fluisterend: “De liefde”. Hij keek me aan en begon nog harder te snikken. Ik fluisterde met tranen op mijn eigen wangen: “Je kunt misschien niet meer in God geloven. Maar ik mag hier zitten om je liefde te geven van Jezus. Meer heb ik niet aan antwoorden. Ik heb alleen de liefde. Ik houd van je met Jezus liefde. Dat is het enige dat ik nu heb en ik hoop en bid dat het genoeg voor je is.” Het werd weer stil. We bleven nog een tijd stil. En langzaam maar zeker begon de man wat rustiger adem te halen. En in die stilte vertrok ik weer na de armen even om elkaar heen geslagen te hebben. Ja, ik durfde te gaan. Ik bad, hoopte en vertrouwde dat het voor vandaag genoeg zou zijn.

Thuis kreeg ik een sms’je :”Enorm bedankt. Love you.”