woensdag 11 maart 2020

Aan de andere kant

Het zijn de woorden van de arts bij mijn laatste artsbezoek die ik me nog levendig herinner: “Er is niets meer. Ik zie geen reden dat je nog terugkomt.” Die woorden zijn nu een jaar geleden, waarmee ik nu officieel patiĆ«nt-af ben.

Revalidatie

De afgelopen anderhalf jaar waren misschien wel de jaren dat ik het hardst in mijn leven gewerkt heb. Gewerkt om weer goed te kunnen lopen, balans te houden, trappen te klimmen. Revalidatie. Gewerkt om een ander voedingspatroon aan te leren. Gewerkt om de dagelijkse oefeningen in mijn leven te intergeren zodat ik ook nu ik klaar gerevalideerd ben sterk zal blijven. Revalidatie gaat langzaam. Het vraagt veel motivatie. De eerste maanden gaan wel snel. Je gaat best snel vooruit. Maar het wordt al snel saai en eentonig als de rek er een beetje uit is en je alleen nog piepkleine stapjes voorwaarts en soms grotere stappen weer terug maakt en je je afvraagt of je echt wel helemaal gaat herstellen.

Afscheid

Ik ben helemaal hersteld. Ik kan alles weer. Tegen alle verwachtingen in. Het is een vreemd gevoel. Drie jaar geleden heb ik enorm geworsteld met afscheid nemen. Afscheid nemen van alle dingen die ik nooit meer zou kunnen. Het was een stap voor stap proces van overgave. Van leren uit handen geven. Van genoegen nemen met wat nog wel is. Plannen over de toekomst bijstellen. Rust en vreugde leren te vinden in heel kleine dingen. Leren in veel dingen afhankelijk te zijn van anderen. En met vallen en opstaan kwam ik er. Langzaam kon ik het verdriet achter me laten en weer vreugde ervaren in het gewoon “zijn”. En toen kwam opeens die grote omslag op een manier die niemand had verwacht.

Andere kant

Het is gek. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit boos geweest ben op God. Ik heb God nooit in verband gebracht met mijn ziekte. Maar nu ik niet meer ziek ben, na zoveel jaar worstelen, borrelen er wel vragen op. Vragen aan God? Vragen over God? Ik weet het eigenlijk niet. Misschien vooral die vraag: Waarom ben ik hersteld? Waarom ik? Ik had me verzoend met het leven zoals het was. Ik had het kunnen dragen. Waarom ik wel? Waarom nu? Waarom een ander niet die ik het ook zo gun? Het voelt oneerlijk. Gek dat je dat jezelf gaat afvragen. Van alle vragen die ik zou kunnen stellen over het leven, over het lijden, over God, is het die vraag die de boventoon voert. Misschien zegt het wat over mijn karakter. Of over mijn kijk op God. Ik weet het niet. Ik heb me altijd heel erg verbonden gevoeld met mensen die lijden. Ik kon hun lijden een soort van meevoelen. Ik droeg altijd die fysieke pijn mee. Dat kruis. Die last. Maar nu is het soms alsof ik een buitenstaander ben als ik praat met mensen die lijden. Als of ik geen recht van spreken meer heb. Opeens sta ik aan de andere kant. De gezonde kant.

Vertrouwen

Het klinkt bijna vroom, maar toch kijk ik dankbaar terug op de 18 jaar van worstelen met pijn. O ja, die pijn had me natuurlijk gestolen kunnen worden, evenals al het ongemak, de ziekenhuisbezoeken, onderzoeken en medicatie, maar wat ik over het leven en over God ervaren heb, daar ben ik dankbaar voor. Het allerbelangrijkste dat ik geleerd heb, is vertrouwen en overgave. Van een geloof waarin ik op zoek was naar antwoorden, naar een geloof waarin ik geen antwoorden heb, maar genoeg heb aan vertrouwen. Ik heb geleerd me over te geven aan de Liefde, het Licht, de Bron en daar te verblijven. In vertrouwen. Het vertrouwen dat of het nu donker of licht is om me heen, of ik nu ziek of gezond ben, of de toekomst er hoopvol of bedreigend uitziet, het genoeg is me over te geven aan dat grote Geheim. En dat ik dan goed ga. Die diepe verbondenheid met God, die zielsverbondenheid, die je niemand kunt uitleggen, die is alles. Had ik daar 18 jaar pijn voor nodig om die te ervaren? Ach, dat weet ik niet. Ik weet alleen dat diepe duisternis je ontegenzeggelijk kan helpen om licht te ontdekken, daar waar je dacht dat geen licht kon zijn. Donker en licht. Het zijn geen absolute tegengestelden. Het zijn veel meer twee kanten van eenzelfde medaille. Zo ben ik het tenminste gaan ervaren. Ze horen bij elkaar. Zonder donker kun je het licht niet benoemen.



Licht

Ik ben dankbaar bijna weer aan ziekbedden en sterfbedden te mogen zitten. Mensen weer bij te mogen staan in de donkere tijden. Het is de plek waar ik al zo vaak dat heb ervaren: dat het Licht schijnt in de duisternis. Dat het duister het licht niet in haar macht krijgt. Dat al ons denken en spreken over God te kort schiet in de momenten van diepe duisternis. Maar dat juist in die stilte, als er niets meer te zeggen is, steeds weer een glimp mag doorbreken van het Licht. Het Opstandingslicht. Goede Vrijdag en Pasen. Ze horen bij elkaar. Twee kanten van dezelfde medaille. Diepe duisternis en helder licht. Ja, ik ben dankbaar. Sprakeloos dankbaar. Maar hoe het zit met ziek-zijn en genezen, dat weet ik niet.