zaterdag 16 juli 2016

Brief aan een lezer

Tussen alle reacties op mijn artikel in het ND zat ook deze reactie: “Welke belofte van God houdt jou werkelijk in leven? Waar komt jouw kracht om verder te gaan vandaan en waarom houd je het met Jezus wel vol maar met veel van zijn volgelingen niet?” Goede vragen verdienen een goed antwoord. 

Beste ….,

Dank je wel voor je mooie vraag. Een vraag waar ik diep over na moest denken. Waarom houd ik het niet vol met sommige van Gods volgelingen en wel met God. En welke belofte van God houdt me in leven?

Waarom ik het met veel van Jezus volgelingen niet uit houd is simpel: omdat deze mensen zieken buiten spel zetten als ze niet als een marionet hen volgen. Omdat je constant te horen krijgt dat je niet goed bent, zoals je bent en God je zo niet wil. Het is bijna geestelijke zelfmoord in die kring te blijven. Ik geloof niet meer in overal demonen en duivels. Ik geloof niet meer zwart-wit. Ik geloof niet meer in overal etiketjes opplakken: dit is van God en dit is van de duivel. Ik geloof niet meer in het de hele dag bezig zijn met geestelijke strijd en je "geestelijke ik" de hele dag moeten oppoetsen. Dat staat ook  al in mijn artikel. Ik geloof dat Jezus dienen is: leven voor de ander. Niet in je eigen kring je feestje vieren en maar bezig zijn zelf zo mooi mogelijk te zijn en de rest van de wereld te verketteren. Ik geloof in een kerk van Christus die ramen en deuren wijd openzet en naar buiten gaat, de wereld in. Niet om daar het etiket "duivel" op te plakken, maar om daar liefde te brengen. Ik houd het niet meer uit met christenen die zich door angst laten regeren. Die leven om mensen uit de hel weg te halen. Die leven om mensen te vertellen wat de duivel allemaal doet. Die leven om te vertellen wat er allemaal verkeerd is aan anderen (aan mij!) en waarom zij betere christenen zijn. Ik leef om mensen te vertellen van het nieuwe Koninkrijk, van de hemel op aarde. Ik leef om mensen lief te hebben, ongeacht of ze christen zijn of niet. Ik leef om mensen te laten zien hoe goed het is uit liefde te leven (en niet uit angst), om lief te hebben (en niet buiten te sluiten). Ik leef om te dienen, niet om te heersen, om lief te hebben en niet om te (ver)oordelen. Ik laat me niet meer opjagen door duivels en demonen, door wij-zij-denken, door geprofeteer en "God wil je zo niet". Wat me drijft is de liefde van Christus...... Liefde oordeelt niet, weet het niet beter, sluit niet buiten, maakt mensen niet bang. Liefde verbindt mensen, omarmt mensen, en accepteert mensen zoals ze zijn. Het is afgelopen met het angstverhaal. Afgelopen met dingen als: "omdat je niet het juiste Godsbeeld hebt, genees je niet." en dat soort bangmakerij. En weet je, het is enorm bevrijdend. Ik ben eindelijk vrij. 

Waarom ik het volhoud met God? Laat ik daar eerlijk in zijn, mijn weg met Hem is een weg met worstelingen. Vooral het afgelopen jaar, toen ik er een tweede diagnose bijkreeg, heb ik het Hem vaak gevraagd. “God, ze zeggen dat U een liefdevolle Vader bent en me wilt genezen. En tegelijkertijd leef ik 24 uur per dag met pijn. Als U me wilt en kunt genezen en U doet het niet, bent U dan wel zo’n liefdevolle Vader?” Misschien schrik je van deze vraag. Hoe durf ik God zo’n vraag te stellen? Misschien is dat precies wel het antwoord op je vraag. In mijn worstelingen heb ik een God leren kennen, die me niet afrekent op mijn twijfels en ongeloof. Die me tegemoet komt in mijn strijd en worstelingen. Tegen wie ik mag schreeuwen, als niemand me kan begrijpen. En bij wie het soms gewoon heerlijk stil is. Die even niets zegt. Ja, dat is soms ook een verademing. En die als ik niet meer kan, zachtjes in mijn oor fluistert: “Hé, Ik ben er bij, weet je het nog?” Het is die belofte, die mij doet leven. De wetenschap dat God me niet los laat. Het is niet de belofte dat ik later een nieuw lichaam zal krijgen of dat ik later in de hemel kom. Het is allang niet meer de belofte van genezing, want nergens in de Bijbel staat dat we op aarde zullen genezen. Nee, het is Gods eigen Naam, die me hoop geeft: Ik ben er bij en Ik zal er zijn. Ik was, Ik ben, Ik zal zijn. Tegelijkertijd is dat het grote geheim van God. Het geheim dat niet te doorgronden is. Een tijd lang heb ik meegedaan aan het labelen en etiketteren. “God”, “duivel”, “goed”, “fout”, “belofte”, “toe-eigenen”, “strijd”, “overwinning”, “woord van God”. Het voelde eerst wel fijn om meer van dat geheim te kennen. Om de wereld in handige hokjes op te delen. En Gods beloften af te bakenen en toe te eigenen. Maar uiteindelijk viel ik in het gat dat ik zelf gegraven had. Ik had het geheim willen ontrafelen. En nu verdween juist dat uit mijn leven, wat me hoop en kracht gaf. Ik nam geen genoegen meer met het gefluister van God. God moest luid en duidelijk spreken. God moest zich laten zien, zodat iedereen wist dat Hij oppermachtig was.

En oh, wat een vergissing was dat van me. Wat een lelijke vergissing. En ik kwam die vergissing op het spoor toen ik de woorden van Jezus ging bestuderen. Elke avond sloot ik af met woorden van Jezus. En ik kwam er achter dat Jezus zich liet zien in de minsten. Dat Jezus zich liet zien in de kinderen. Dat Jezus zich liet zien in wie veracht worden. Ik was gaan zoeken, precies daar waar Jezus ons voor waarschuwt. In grootheidswaan, pronkzucht. In het afbakenen van God en me vervolgens krampachtig vasthouden aan mijn eigen godsbeeld. Ik was me als een wetgeleerde gaan gedragen. Waarom? Om dat ene begeerlijke doel: genezen worden. 

Ik ben hard gevallen. Maar God is genadig. O ja, dat is Hij. Buitengewoon genadig. Het was op een ochtend in het weiland. Ik wist niet meer wie of wat God nog voor me was. Of ik nog wel in Hem kon geloven. Het was vroeg in de ochtend. Ik had net de kinderen naar school gebracht. Het gras was kleddernat van de dauw en binnen de kortste keren waren mijn schoenen, sokken en broekspijpen doorweekt. Ik sopte door het gras. Ik huilde. Ik riep naar God: “Wat wilt U nu? Ik heb niets meer! Ik ben veel zieker dan drie jaar geleden voor dit avontuur begon. Ik heb drie jaar besteed aan bidden, vasten, Bijbelstudie, me uitstrekken naar genezing. En nu? Nu bent U er niet meer. Het is donker.” En het was stil. Doodstil. Alleen wat vogels kwetterden. En in het natte gras vond ik een zwanenveer. Met prachtige dauwdruppels erop. En er brak iets in me. Misschien was het God. Voor mij wel in ieder geval. Het echode in mijn hoofd: de liefde. De liefde. Ja, de liefde. Het was die dag dat ik wist dat er één ding was dat het waard was om voor te leven en om in te geloven. De liefde. God is liefde. God wil liefde. En hoe dat geheim zich verhoudt tot mijn leven, mijn ziekte, mijn zijn, ik weet het niet precies. Ik weet alleen: God is. God. Is. Liefde. 




Ik leef niet meer voor de toekomst. Ik leef omdat ik nu dankbaar wil leven. Ik leef voor wat ik nu ontvangen heb. Ik leef om uit te delen wat ik heb. Ik weet niet of dit het antwoord is wat je zocht of hoopte te krijgen. Ik weet ook niet of je het begrijpt. Ik weet wel, dat de afgelopen drie jaar me veranderd hebben. Ik weet dat ik veel meer van mensen ben gaan houden. Zonder verborgen agenda. Zonder hen te moeten bekeren. Zonder hen te willen veranderen. De tollenaar, de hoer en ook de wetgeleerde. Ja, die laatste ook. Enkelen hebben me in de ban gedaan. Ik ben nu van de duivel. Uit mijn rol gevallen. Uit mijn hokje gebarsten. Ik heb een nieuw etiketje gekregen “kind van de duivel”. Ze hebben me ontvriend. Bij sommigen ben ik geblokkeerd. Het "ware Evangelie" volg ik namelijk niet meer. Maar ik hoop dat iemand het hen dan maar vertelt: Ik houd van jullie. En daarvoor hoeven jullie niet te veranderen. Ik heb geen verborgen agenda. Wat me drijft is de liefde van Christus….. 

Met veel liefde,

Annemieke

Geen opmerkingen:

Een reactie posten