woensdag 27 juli 2016

De wachtkamer

Al meer dan een uur wacht ik in de wachtkamer van het ziekenhuis. Schot in de zaak lijkt er niet te zijn, dus ik besluit mijn broodtrommeltje leeg te eten. Het is lunchtijd tenslotte. Naast me is een man gekomen met zijn scootmobiel. Hij zit in tegenovergestelde richting, met zijn hoofd op de hoogte van mijn hoofd. Zo'n hoge reumastoel aan het eind van het rijtje is blijkbaar gemaakt voor een gesprek met iemand in een scootmobiel....


Tuinbonen

Ik pak een boterham en fluister tegen de man naast me: "Ik ga maar even lunchen." Hij besluit hetzelfde te doen en haalt een zakje met -tja, wat zijn het eigenlijk, nootjes?- uit zijn scootmobiel te voorschijn. Hij kijkt naar mijn boterham en pakt dan iets uit zijn zakje. "Weet je wat het zijn?", vraagt hij terwijl hij iets van een noot onder mijn neus houdt. "Een nootje?" Hij schudt zijn hoofd. "Proef maar." Ik twijfel even. Ach, wat zou het. Ik steek het ding in mijn mond. "Het zijn gedroogde tuinbonen. Had je niet gedacht, hè?", lacht hij triomfantelijk. Ik moet om zijn onvervalst Rotterdams accent lachen. Ik kijk hem vriendelijk aan. Hij heeft een zuurstofslang in zijn neus, zijn been in een zwachtel. Ik moet een beetje om mezelf lachen. Gedroogde gezouten tuinbonen eten met een onbekende man in de wachtkamer. "Lang wachten vandaag, hè?", zeg ik hem. "Ja, meid, ziekenhuizen, hè? Maar ach, wat ik allemaal meegemaakt heb hier...." Dat klinkt als een uitnodiging om er eens goed voor te gaan zitten. Ik zet mijn tanden in mijn boterham met kaas en vraag wat hij dan allemaal meegemaakt heeft. 



Heftig

In plat Rotterdams hoor ik het verhaal van zijn leven aan. Eigen zaak. Pensioen. Dan voor een operatie het ziekenhuis in en het noodlot dat toeslaat. Een drukke afdeling met te weinig personeel, een zuster die kamers verwisselt en een verkeerde bloedtransfusie waardoor hij ternauwernood overleeft, maar wel gehandicapt, zwaar lichamelijk gehandicapt. "Wat heftig", zeg ik na een stilte. Hij knikt "Ja, heel heftig." Hij vertelt over de nasleep met advocaten. De dag dat die brief van het ziekenhuis kwam met een bos bloemen. Hij stopt even. "Maar uw leven kreeg u niet terug toen de fout erkend was." Hij kijkt me weer aan. Stopt even met het knabbelen van zijn tuinbonen. "Nee, meis, dat krijg ik nooit meer terug. Zeven jaar geleden nu. Maar ik wil nog tien jaar mee. Dan ben ik 85, dan is het mooi geweest." 

Boos

"Bent u nog boos?", hoor ik mezelf vragen. Ik vraag me af of ik dit soort dingen wel mag vragen aan een onbekende man in de wachtkamer. Maar ja, we gaan nu toch al diep. Hij denkt na. "Nee, met boos zijn krijg ik niets terug." Het antwoord raakt me. Deze stoere, taaie Rotterdammer. Er is geen spoortje van haat of boosheid in hem. Het leven komt zoals het komt. Hij vertelt me verder over zijn huwelijk. 55 jaar inmiddels. Over zijn vrouw, zijn kinderen, de zaak. Een uur samen in de wachtkamer. En dan plotseling komt zijn arts. Hij lacht "Ha, mijn arts doet het beter dan de jouwe." En weg is hij met zijn scootmobiel. 

Dit is het leven

Ik proef de ongewone smaak van tuinboon nog in mijn mond. Dit is het leven. Hier moeten we het mee doen. Na twee uur wachten komt mijn arts. Ze maakt excuses. Ik lach haar vriendelijk toe: "Kan gebeuren." 

Leven is een kunst. Ik hoop dat ik het ooit leer. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten