zaterdag 10 januari 2015

Waarom preken in het verpleeghuis leuk is

Een half uur voor de viering ben ik al in de ruimte. De eerste bewoners worden binnengebracht door de vrijwilligers. Ik begroet elk van hen persoonlijk en maak een praatje. “Dag meiske. Ben je mijn kleindochter?”, vraagt een bewoonster. Ik kniel neer naast haar rolstoel, pak haar handen en lach haar vriendelijk toe: “Ik ben de dominee vandaag. Ik ga zo een mooi verhaal vertellen.” “ De dominee?”, de vrouw kijkt me vragend aan. “U heeft wel een mooie jurk”, knikt ze tevreden en ze sluit haar ogen weer. Als ik alle bewoners begroet heb, de meesten in rolstoel, een enkeling met rollator of in bed, en klaar ben met het geworstel met het oude microfoontje, begin ik mijn viering. Een mix tussen oude liederen, gebeden, een vrolijke kwinkslag met een paar mooie platen uit een kinderboek en een serieuze preek van tien minuten in eenvoudige taal, voor de niet dementerende bewoners. Het thema vandaag is “drie koningen”. Ik herinner de mensen aan kerst:”U heeft vast genoten van lekker eten, mooie versiering en misschien wel een gezellig kerstviering hier in huis.” Een bewoner roept mopperend: “ Nee, hoor, we hadden hier geen kerstviering. Dat doen ze hier niet.” Ik onderbreek mijn eigen verhaal even en vraag of de meneer wel iets leuks kan verzinnen bij de kerst. Discussie is tenslotte vrij zinloos. Hij lacht me toe. Ja, kerst, daar heeft hij wel van gehoord. Tevreden met de persoonlijke aandacht, leunt hij weer achterover in zijn rolstoel. Dan ga ik verder met mijn verhaal. Vorige week was het oud en nieuw en nu zijn de feesten voorbij. De meneer van daarnet roept nu heel luid, dat hij wel oud en nieuw gevierd heeft. Ik vraag hem of het leuk was. Ja, dat was leuk. De rest van de viering verloopt zonder interruptie, tot het moment dat mijn microfoon heel hard begint te piepen. Als het gepiep verholpen is, vertel ik dat het gepiep van mijn microfoon was en dat we nu hopelijk zonder onderbrekingen door de microfoon verder kunnen. Een oude dame die tot nu toe zat te slapen, kijkt me opeens verrukt aan en roept: "Oh, ik hoorde u zo juist iets zeggen!” Had het gepiep van de microfoon toch nog nut gehad. Mijn verhaal over drie koningen illustreer ik met een paar afbeeldingen uit een boek van Dick Bruna. De heldere kleuren en eenvoudige tekeningen doen het erg goed bij de dementerende bewoners, terwijl ik voor de somatische bewoners er een grapje van maak over mijn kinderen, die zulke aardige boeken hebben, waar we als grote mensen toch ook stiekem nog graag naar kijken. Als ik zeg: “ En de namen van de drie koningen weten we allemaal. Kaspar….” word ik heerlijk aangevuld. Als ik vertel dat deze namen niet in de Bijbel staan, roept een bewoner spontaan :” Dat wist ik niet!”. De sfeer zit er goed in. Het Onze Vader wordt luidkeels meegebeden. Na het gebed, roept een bewoner me toe: “Oh, wat doet u dat mooi, zeg!” En als ik aan het eind de mensen een voor een langs ga, en zegen, krijg ik diverse malen Gods zegen terug over me uitgesproken. Dat ontroert me altijd. 

Na afloop drink ik nog koffie met de bewoners. Bewoner 1 meldt me 91 te zijn. Ik glimlach en zeg dat ze een sterke dame is. “Ja”, zegt ze “en ik kwam altijd in de kerk. Uw preek was niet te lang en niet te kort. U heeft het goed gedaan!” Bewoner 2 mengt zich in het gesprek: “Ik ben al 96 dominee! Ik kom ook mijn hele leven in de kerk! U kunt het goed!“ Ik zeg dat ik het heel fijn vind dat beide dames zo betrokken zijn gebleven bij de kerk. Dan kijkt bewoner 3 op en wijst op een oude dame in een rolstoel. “Zij is al 99 en wordt bijna 100”. De beide dames van 91 en 96 knikken eerbiedig. “Ja”, beamen ze, “zij is al oud.” 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten