dinsdag 6 januari 2015

Een juichend hart (preek van 21 december)

Preek bij 1 Samuel 2: 1-11 (loflied van Hanna) en Lucas 1: 45-56
(loflied van Maria) *

Het was een gewone werkdag in het verpleeghuis. Ik werk op een gesloten afdeling voor dementerenden. Ik liep naar de huiskamer om iemand te bezoeken en daar op de gang zat ze weer. Ze zat weer te schreeuwen en was door het personeel op de kale, koude gang gezet. Alleen. Geen verwijt, want het personeel  had geen keus. Andere bewoners werden agressief van haar geschreeuw en dan moet je soms die keuze maken. Ik pakte een stoel en ging naast haar zitten. Pakte haar hand. Probeerde haar te kalmeren. maar ze bleef schreeuwen en om zich heen slaan. Ik zong voor haar, maar het hielp niet. Legde mijn arm om haar heen, maar kreeg een klap. Opeens overviel me de zinloosheid en liepen de tranen over mijn wangen. Waarom toch Heer. Waarom? Wat is het doel hiervan? Het nut?

Een zelfde gevoel overviel me deze week. Ik las het verhaal van vier tieners. Door IS werden ze gevraagd Jezus af te zweren en Mohammed als profeet te belijden. Maar ze weigerden. Ze zeiden: Jezus is er altijd geweest. Hoe kunnen we Hem ontkennen? En ze moesten het bekopen met de dood. Gruwelijk. Waarom? Waarom al dat lijden in deze wereld?
We zitten een paar dagen voor de kerst, misschien wel met ons hoofd bij de kerstinkopen, het kerstdiner, familiebezoek, kerstversiering en misschien zelfs wel een beetje kersstress. Maar waarschijnlijk vooral met een vrolijk gevoel.  Vakantie, feestdagen voor de deur. En daar kom ik met mijn sombere verhalen. Mijn vragen over de soms zo pijnlijke aanwezige vraag van het lijden. God, wat moeten we ermee?

In blijde verwachting, het thema van het kindernevendienst project dit jaar. Verwachting, hoop, vooruit zien, verlangen, allemaal woorden die passen bij de adventstijd. Maar ongewild, ongewenst, ongekend, zijn woorden die er net zo goed bij horen.  Pijn en verdriet, vragen. De advent gaat niet alleen over feest. Het gaat ook over een wereld in nood. Een wereld die zucht onder het lijden van deze tijd. Een wereld die uitziet naar verandering. Een wereld die wacht op de komst van een Redder en Bevrijder.
Verwachten is vooruitzien. Verwachten is hoop houden tegen de verdrukking in. Verwachten is weten dat God nooit ver weg is ook al lijkt de situatie hopeloos.

We lazen vandaag de lofzang van twee vrouwen, Hanna en Maria. Twee stukken met veel overeenkomsten. Hanna en Maria, twee sterke vrouwen die het niet makkelijk hadden in hun leven. Hanna verlangde zo naar een kind, maar ze raakte niet zwanger. Ze werd erom gepest. Getreiterd door Peninna, de andere vrouw van Elkana. En zo gaat Hanna op een dag naar de tempel en zit daar huilend op een bankje. En ze zegt God: Heb toch oog voor mijn ellende. Denk aan mij, vergeet me niet. Schenk me een zoon en dan schenk ik hem voor zijn leven aan U.” En Hanna wordt zwanger en ze baart een zoon en staat hem af. Wow. Wat moet dat pijnlijk geweest zijn. Wat moet dat heftig geweest zijn. Je hebt eindelijk een zoon, na al die jaren wachten,  en je staat hem af. Maar in die heftige gebeurtenis op de dag dat ze Samuel naar de tempel brengt, zingt ze dwars door haar tranen heen een loflied, een prachtig loflied. Dwars door al haar pijn heen, zingt ze het uit. Ik vind dat onvoorstelbaar mooi. En heb daar de afgelopen week veel over nagedacht. Keer op keer raakte het me. Er spreekt ook zoveel verwachting uit. Hanna is dankbaar voor de grote dingen die God doet en al gedaan heeft. En ze ziet ze, ze heeft er oog voor, te midden van al het persoonlijk leed dat haar overkomen is, maar ook te midden van het verdriet van afscheid nemen van haar zoon. In haar lijden heeft ze  uitgezien naar God. En Hij heeft geantwoord. Niet meteen. Ze heeft veel geduld moeten hebben. Ze heeft een leven vol verdriet achter zich en staat nu voor misschien wel het moeilijkste moment in haar leven. Maar  ze leefde en leeft in de verwachting dat God verdriet om zet in iets moois. Haar verdriet wordt een lied. Een lied van hoop en verwachting. Wat me heftig geraakt heeft in dit lied, is dat nergens het lijden wordt ontkend. Er wordt ook niet gesproken over waar het vandaan komt. Er wordt niet gezegd dat God het lijden wel even zal opheffen. Er wordt ook niet gezegd dat God het lijden veroorzaakt of dat Hij het juist niet wil en er niets mee te maken heeft. Nee, er wordt alleen eenvoudig gezegd: het is er. Ja, er is leed in de wereld en God houdt de wereld in Zijn handen. Die zekerheid hebben we. En we moeten iets met het lijden. We kunnen het niet zo maar aan ons voorbij laten gaan. En ik denk dat we er ook iets mee kunnen. Maar hoe dan? En wat dan?

God ontkent het lijden niet. Hij ziet het juist. Maar het lied benadrukt wel het menselijke onvermogen om er mee om te gaan. Ontoereikend is de menselijke kracht. Ontoereikend ons vermogen, onze kracht, om het lijden  te beëindigen. Maar God is het die de treurenden zal troosten en de hongerigen zal voeden. God onze Heer is het! Wij mogen Hem verwachten in ons lijden. Ontken het lijden niet. Op een zekere manier, mogen we het omarmen, mogen we het aanvaarden. Niet passief. Niet als een onafwendbaar lot. Maar we mogen het aanvaarden in de hoop en verwachting dat God zelf het ziet. Zie in het lijden uit naar wat God gaat doen, zoals Hanna. En zie op wat God al gedaan heeft. Dat schept verwachting, hoop.  Hanna roept het dankbaar uit in haar verdriet naar God in de verwachting dat Hij er iets moois van zal maken. Misschien niet direct. Misschien moet ze wel weer jaren geduld hebben. Maar ze leeft in hoop en verwachting op God.  En misschien mogen we leed ook wel aanvaarden als iets dat ons opstandig maakt, dat ons uitdaagt. Dat ons uitdaagt er iets mee te willen doen. Niet te blijven zitten, maar te gaan zoeken naar uitwegen. Te gaan zoeken naar hoe het anders kan. Te gaan zoeken naar hoop. Te gaan zoeken naar God. Misschien wakkert het wel iets in ons aan. Iets dat het uitroept naar God. God wij kunnen het niet, maar U bent onze hoop!  We kunnen het alleen van U verwachten, want we hebben niets anders meer om het van te verwachten. U bent onze enige hoop, onze enige uitzicht. We hebben het niet meer van ons zelf te verwachten, want wij zijn failliet.

Kunnen we daar in geloven? Kunnen we geloven dat God het leed ziet en zal handelen, omdat Hij in het verleden ook gehandeld heeft? Kunnen we geloven in een Vredevorst die komt. Een Koning. Hoop voor de volken. Durven we ons daar aan vast te houden: een God bij wie alles anders is. Die de wereld op zijn kop ziet en zet. Verdriet wordt een lied. Maak groot de Koning die recht zal doen. Die recht zal maken wat krom is. De grote Koning die de tranen af zal wissen en ze bewaard als kostbaarheden. En dat is ook de hoop van waaruit ik mijn werk kan doen: “Zie, Ik maak alle dingen nieuw.” Als ik dat niet zou geloven, zou ik niet aan sterfbedden kunnen zitten. Zou ik niet eenzame stervende mensen kunnen bezoeken die vijf hoog in een flatje alleen gaan sterven. Alleen de thuiszorg en arts die hen nog bezoekt. Ik zou het leed van al deze mensen niet kunnen aanzien als ik niet kon leven vanuit de hoop en verwachting dat God het lijden ziet en belooft ons tegemoet te komen.

En dan is er Maria, de lofzang van Maria. Een lied dat al 400 jaar gezongen wordt in de traditie van de evensong, zo werd mij verteld door een vriend die jaarlijks een week meezingt. Het is een Anglicaanse  traditie om dagelijks deze evensong te zingen. Zo krachtig. Het Magnificat of wel, de lofzang van Maria is daar een onderdeel van.  Laten we eens naar dit loflied kijken.  Maria, een arme, eenvoudige vrouw. Niet eens getrouwd was ze toen de engel haar vertelde dat ze zwanger was. Wat nu? Wat moeten de mensen gedacht en gezegd hebben? Wat moet Jozef, haar verloofde, gedacht hebben? En er is geen geld, geen warm nestje voor haar kindje. Er is armoede. Zal ze blij geweest zijn met de komst van haar kindje? Ik weet het niet, maar ik vermoed dat ze er best haar bedenkingen over had en dat vreugde en verdriet elkaar afgewisseld hebben. En ook zij zingt een loflied, dwars door al haar vragen heen. Dwars door de twijfel.  Hoopvol en verwachtingsvol.  God die haar ziet. Die haar heeft aangezien. Zij, Maria, wat stelt ze voor in de ogen van de wereld? Maar God zelf heeft haar aangezien, heeft omgezien. Hij geeft om haar. Ook Maria zingt, net als Hanna, haar hoop uit over een God die het lijden ziet.  En ze ervaart dat God groot maken met haar ziel, leidt tot blijdschap in haar geest. De ziel is waar je gevoelens zitten. De psyche. De geest is waar de kracht zit om te weten, te beslissen, te handelen. In het Grieks pneuma.  Dat is wat Maria nodig heeft om om te gaan met haar vragen en twijfels: een geest die zich ondanks aardse problemen en lijden kan verblijden in God. God haar Redder, staat er. Gevoelens uiten van dankbaarheid aan God leiden tot het weten dat God haar Redder is. God, die hoop is voor de armen en verdrukten, hen ziet. Een God, die de wereld op zijn kop ziet. De rijken stuurt hij weg en heersers stoot hij van de troon. Is dit een aanklacht tegen rijkdom? Nee, ik denk meer dat het een verlangen is naar een nieuwe wereld, waar recht gedaan zal worden. Wij snappen er vaak niets van. We snappen niets van het lijden op deze wereld. Maar God is goed en rechtvaardig en ziet het lijden. En Hij trekt zich het lot aan van mensen en zegt: Houd vol! Ik heb het gezien. Ik zal recht doen. Blijf lofzingen. Blijf danken. Zie uit naar Mij! Ik vergeet jou niet! Ik vergeet deze wereld niet.

Er zijn meer parallellen tussen deze twee prachtige lofliederen van Hanna en Maria. Maria zal ook een zoon krijgen, net als Hanna een zoon kreeg. Wonderlijk. Niet voorzien. Onverwacht. En ze zal haar Zoon ook afstaan aan de wereld. Hij zal de Redder zijn van de wereld. En al in zijn aankondiging zien we dat Hij de wereld op zijn kop zal zetten. Niet een Koning met macht, maar een Vredevorst. Niet een Koning van rijkdom, maar een kindje in een arme stal, kwetsbaar, de minste. Niet een Koning die over Zijn volk heenwalst, maar een herder, die verloren schapen liefdevol in de armen sluit. Niet een Koning, die alleen zichzelf ziet en geen oog heeft voor zijn lijdende volk. Maar een Koning die zichzelf wegcijfert, die zelf lijdt aan het kruis, zodat wij het lijden kunnen dragen. Het Evangelie is kracht in zwakheid. Geen opgeblazen woorden. Geen hoogmoed. Geen rozengeur en maneschijn. Nee, Jezus die de minste wilde zijn. Die niet kwam om te oordelen maar te dienen.  Die niet het lijden ophief, maar zei: Ik draag het met jou.

Lijden, het zal altijd een vraag blijven. Waarom? Maar blijf zingen, blijf God de lofzingen, want Hij heeft het gezien. Verwacht dat Hij van verdriet een lied maakt. Verwacht het Kindje in de kribbe, de hoop voor de Volken, die de wereld op zijn kop zet, ook ruim 2000 jaar na Zijn geboorte.
Amen

*1 Samuel 2: 1-11
1 Toen bad Hanna en zeide: Mijn hart springt van vreugde op in den HEERE; mijn hoorn is verhoogd in den HEERE; mijn mond is wijd opengedaan over mijn vijanden; want ik verheug mij in Uw heil.
2 Er is niemand heilig, gelijk de HEERE; want er is niemand dan Gij, en er is geen rotssteen, gelijk onze God!
3 Maakt het niet te veel, dat gij hoog, hoog zoudt spreken, dat iets hards uit uw mond zou gaan; want de HEERE is een God der wetenschappen, en Zijn daden zijn recht gedaan.
4 De boog der sterken is gebroken; en die struikelden, zijn met sterkte omgord.
5 Die verzadigd waren, hebben zich verhuurd om brood, en die hongerig waren, zijn het niet meer; totdat de onvruchtbare zeven heeft gebaard, en die vele kinderen had, krachteloos is geworden.
6 De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen.
7 De HEERE maakt arm en maakt rijk; Hij vernedert, ook verhoogt Hij.
8 Hij verheft den geringe uit het stof, en den nooddruftige verhoogt Hij uit den drek, om te doen zitten bij de vorsten, dat Hij hen den stoel der ere doe beërven; want de grondvesten des aardrijks zijn des HEEREN, en Hij heeft de wereld daarop gezet.
9 Hij zal de voeten Zijner gunstgenoten bewaren; maar de goddelozen zullen zwijgen in duisternis; want een man vermag niet door kracht.
10 Die met den HEERE twisten, zullen verpletterd worden; Hij zal in den hemel over hen donderen; de HEERE zal de einden der aarde richten, en zal Zijn Koning sterkte geven, en den hoorn Zijns Gezalfden verhogen.
11 Daarna ging Elkana naar Rama in zijn huis; maar de jongeling was den HEERE dienende voor het aangezicht van den priester Eli.

Lucas 1: 45-56
45 En zalig is zij, die geloofd heeft; want de dingen, die haar van den Heere gezegd zijn, zullen volbracht worden.
46 En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot den Heere;
47 En mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker;
48 Omdat Hij de nederheid Zijner dienstmaagd heeft aangezien; want zie, van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten.
49 Want grote dingen heeft aan mij gedaan Hij, Die machtig is, en heilig is Zijn Naam.
50 En Zijn barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over degenen, die Hem vrezen.
51 Hij heeft een krachtig werk gedaan door Zijn arm; Hij heeft verstrooid de hoogmoedigen in de gedachten hunner harten.
52 Hij heeft machtigen van de tronen afgetrokken, en nederigen heeft Hij verhoogd.
53 Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig weggezonden.
54 Hij heeft Israël, Zijn knecht, opgenomen, opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid.
55 (Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham, en zijn zaad) in eeuwigheid.
56 En Maria bleef bij haar omtrent drie maanden, en keerde weder tot haar huis.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten