donderdag 10 juli 2014

Afscheid

Denk jij wel eens na over sterven? Over wat er na dit aardse leven is? Ik wel.

Ze was al heel oud. Haar gerimpelde handen lagen in de mijne. Ik pakte wat olie en wreef haar handen zachtjes  in. Een zoete geur vulde de kamer. Ik hield haar handen vast. Streek er zachtjes over. Zo broos en breekbaar. De zon scheen, maar de gordijnen hielden het felle licht buiten. De kamer was schemerig. De onwerkelijke wereld van het sterven. Buiten de wereld die door leefde, binnen de wereld die bijna stil stond. Geen besef meer van tijd. Niet van aardse tijd. Eeuwigheidstijd, die begon nu te tellen. Alsof de klok overging van het aardse naar het eeuwige. Als of God de hemel opende en zijn hand al uitstrekte. Alsof het aardse en het hemelse elkaar even raakten. Ik -jong en midden in het leven- met in mijn handen de oude kwetsbare handen, die spoedig niet meer zouden bewegen. Ze voelden koud aan. Ik wreef ze warm. Onderwijl zong ik een oud Psalm. Psalm 121. Het vierde couplet, oude berijming: “De HEER' zal u steeds gadeslaan, opdat Hij in gevaar, uw ziel voor ramp bewaar'. De HEER', 't zij g' in of uit moogt gaan en waar g' u heen moogt spoeden, zal eeuwig u behoeden. “ Haar ogen waren dicht. Haar mond wijd open. Ik wist dat het niet lang meer zou duren. Soms hoorde ik haar ademhaling een tijdje niet. Dan raakte ik haar gezicht even aan.  Ze was er nog.  Dan opeens slaakte ze een luide zucht. Een diepe ademhaling.  Ik bad dat de familie op tijd mocht zijn om nog afscheid te nemen.  De familie zou gelukkig zo komen. In zachte woorden sprak ik nog een gebed uit, bracht haar voor Gods troon en gaf haar over aan de Vader. Daarna bad ik het Onze Vader en zegende haar. "De Heer zal bij U zijn . De Heer zal U bewaren." Op weg naar de Eeuwige. Ik zag Hem in gedachte al klaar staan. Zijn armen wijd geopend om Zijn dochter te ontvangen. Kom maar. Je mag nu alle aardse lasten achter je laten. Niets hoef je meer zelf te dragen. Kom maar. Je bent moe. Het is goed geweest. Het is tijd. Dag lieve zuster, tot later. Eens zien we elkaar weer en zullen juichen en lachen en zingen. God is met je.

*Om privacy redenen een fictief verhaal, hoe het echter vaak in werkelijkheid toegaat.


Psalm 121
1 Een pelgrimslied.

Ik sla mijn ogen op naar de bergen,
van waar komt mijn hulp?
2 Mijn hulp komt van de HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft.

3 Hij zal je voet niet laten wankelen,
hij zal niet sluimeren, je wachter.
4 Nee, hij sluimert niet,
hij slaapt niet,
de wachter van Israƫl.

5 De HEER is je wachter,
de HEER is de schaduw
aan je rechterhand:
6 overdag kan de zon je niet steken,
bij nacht de maan je niet schaden.

7 De HEER behoedt je voor alle kwaad,
hij waakt over je leven,
8 de HEER houdt de wacht
over je gaan en je komen
van nu tot in eeuwigheid.



1 opmerking:

  1. Wat een prachtige woorden in zo'n psalm! Liefdevol, verheven en vol hoop! Maar ook krijg ik sterk de indruk, dat God onze Vader door de troost die van deze woorden uitgaat, heel dichtbij komt. Misschien denken we wel eens: je ervaart zo weinig van de overwinning van Christus in de psalmen, maar het is gewoon een feit dat God tot ieder mens spreekt, door die eeuwige, tijdloze woorden heen.
    En dan zal een mens aan het eind van zijn/haar leven zich mogen vastklampen aan de beloften van God. Hij is zo genadig - meer dan we ons kunnen voorstellen.
    Zijn liefde verzoent onze zonden, Zijn eeuwige armen zijn wijd geopend om ieder mens in Zijn nabijheid te ontvangen!

    BeantwoordenVerwijderen