zaterdag 13 januari 2018

Gelijkenissen



"En een ander kwam en zei: Heer, zie uw pond, dat ik had weggelegd in een zweetdoek.Want ik was bevreesd voor u, omdat u een streng mens bent. U neemt wat u niet uitgezet hebt en u maait wat u niet gezaaid hebt.Maar hij zei tegen hem:  Uit uw eigen mond zal ik u oordelen, slechte dienaar. U wist dat ik een streng mens ben en dat ik neem wat ik niet uitgezet heb, en maai wat ik niet gezaaid heb." Lucas 19: 20-22 (Uit de gelijkenis over de koning en de ponden)

In mijn leven heb ik al vaak de gelijkenissen gelezen. En degenen die dit blog lezen waarschijnlijk ook. Zelfs als je niet christelijk bent opgevoed, heb je vast wel eens gehoord over de herder met honderd schapen waarvan er een vermist werd, weer gevonden werd en in liefde ontvangen of van de verloren zoon, die zijn deel van de erfenis opeiste, alles verbraste en vervolgens in liefde weer aangenomen werd door zijn vader. Heerlijke verhalen. Wie laat zich nu niet graag als kind in de armen van de vader vallen of associeert zich nu niet graag met dat verloren schaap die weer in genade ontvangen is? 

Michael Hardin

In het boek “The Jesus driven life” van Michael Hardin staat een hoofdstuk over gelijkenissen. Dat hoofdstuk heeft grote indruk op me gemaakt. Wat vertelt Hardin? Hij vertelt allereerst dat gelijkenissen in die tijd gebruikt werden om mensen te onderwijzen. Het was een bekende manier van vertellen die de rabbi’s in die tijd gebruikten om een stuk van de Schriften uit te leggen. Eigenlijk zijn het een soort puzzeltjes. Filosofische puzzeltjes. Ze waren bedoeld om je te laten nadenken. Het was niet de bedoeling dat je de betekenis meteen zou doorgronden, maar meer bedoeld om eens flink op te kauwen en herkauwen. Verhalen met veel gezichtspunten. Het waren geen lieve verhaaltjes, maar scherpe verhalen, die je moesten uitdagen. Die eigenlijk je denken op zijn kop moesten zetten. In de loop van de christelijke geschiedenis zijn het vaak verhaaltjes geworden waarmee wij ons gelijk konden aantonen. Lieve verhaaltjes. Zoals gezegd, wie wil er niet als verloren schaap in de armen van de herder liggen?

Feeling good

De vraag is of deze tendens van “feeling good” wel de bedoeling was. Als je gaat kijken aan wie Jezus zijn gelijkenissen adresseerde, dan waren dat niet de verloren schapen, de mensen die er in onze ogen een puinhoop van hebben gemaakt en weer in genade ontvangen worden. Het waren drie groepen die Jezus de gelijkenissen vertelden: de Farizeeërs en wetgeleerden, de Joodse menigte en Jezus’ discipelen. Het waren dus de gelovigen in die tijd die Jezus aansprak. En als de gelovigen door Jezus met de gelijkenissen bevestigd zouden worden in hun denken, waarom keerden ze dan juist steeds meer tegen hem? Wat was er zo aanstootgevend in de gelijkenissen en de leer van Jezus dat deze mensen boos maakten?

Jezus' beeld van God

Jezus laat een heel ander beeld van God zien dan de Joden in die tijd hadden. Jezus spreekt over genade en vergeving, terwijl de Joden dachten in een God die hun vijanden zou vernietigen en alleen voor hen was en tegen iedereen die niet Joods was en niet dacht zoals hen. Jezus vertelt over een God die zich in zijn genade niet beperkt met reinheids- en heiligingswetten en offerwetten. Geen: “Als ik dit doe, doet God dat voor mij-logica.” Mensen die onrein zijn raakt Jezus aan. Jezus lapt sabbatsregels aan zijn laars. Hij houdt zich niet aan de reinheidsregels voor het eten. Hij gaat om met wie binnen de regels van de Joodse wet niet meetellen. Kortom, Jezus zet het religieuze denken van die tijd op zijn kop en laat een beeld zien van God dat de mensen van die tijd niet kunnen vatten. 

Hoe kun je mensen vertellen dat hun beeld van God niet klopt? Als je dat direct tegen mensen zegt, voelen ze zich bedreigd. Worden ze boos. Hun zo vertrouwde regels, die van hen “goede gelovigen" maakten, althans dat vinden ze zelf, aan de kaak stellen, is nog niet zo eenvoudig. Niemand vindt het leuk te horen dat wat je denkt niet klopt. Zeker als dat wat je denkt maakt dat God voor jou is en tegen jouw vijanden. Dat jij goed bent en de ander fout. En dus gebruikt Jezus verhalen, die aansluiten bij het denken van de mensen in die tijd, maar die, als je er lang genoeg op kauwt en mee puzzelt, misschien wel iets heel anders zeggen dan je dacht toen je ze net hoorde. Ze zijn bedoeld om je denken te veranderen.


Lucas 15

Ik neem als voorbeeld de gelijkenissen over de zorg voor wat verloren is in Lucas 15. Daar staan drie gelijkenissen waaronder de twee die ik in de inleiding van dit blog noemde: over het verloren schaap en de verloren zoon. Zoals je in de eerste verzen kunt lezen zijn de verhalen geadresseerd aan de Farizeeërs en schriftgeleerden die morren omdat Jezus tollenaars en zondaars kwam opzoeken. Het gaat in het verhaal van de honderd schapen er dan ook niet om, denk ik, dat de “zondaars” zich identificeren met het schaap, maar de schriftgeleerden met de negenennegentig schapen die achterblijven. En bij de verloren zoon gaat het er niet om dan de schriftgeleerden zich identificeren met de verloren zoon, maar met de oudste zoon die jaloers is en moppert. 


Beeld van God

Laat ik het even doortrekken naar nu. Ik geloof dat het vooral de bedoeling is dat wij ons in de verhalen identificeren met degene die het in onze ogen helemaal fout doet. Dat de verhalen ons aan het denken moeten zetten. Hoeveel van die oudste zoon is er in ons terug te vinden? Geloven wij wel dat die verloren zoon, die het in onze ogen niet verdient om door de vader met open armen ontvangen te worden, echt zonder voorwaarden door de Vader aangenomen wordt. Of vinden we het niet eerlijk? Moet er niet berouw zijn bij die jongste zoon? Moet hij niet eerst vertellen hoe fout hij was? Moet hij niet eerst erkennen dat hij het zo als zijn broer had moeten doen? En is het niet onrechtvaardig dat God ons als gelovigen niet wat meer op een voetstuk zet? Wij doen het toch goed? Verdienen we daarvoor niet wat meer aandacht en een beloning? Het kan toch niet zo zijn dat wij als gelovigen die al zo lang op de juiste weg zitten nu moeten toekijken hoe iemand die het eigenlijk niet verdient de tijd en aandacht van God krijgt? Ja, is dat niet wat diep van binnen ons beeld van God en van de jongste zoon is? De jongste zoon verdient het niet. En komt daarmee niet ons beeld van rechtvaardigheid en genade bloot te liggen? Kunnen wij het wel aan dat Gods genade zoveel groter is dan ons denken? Ons denken dat zo bepaald wordt door ons beeld van wat rechtvaardig is: Voor wat hoort wat. Van ons beeld wat vergeving is: Eerst berouw en dan vergeving. Je moet het wel verdienen om bij God te horen…..

Wat zegt het over mij?

Als we zo naar gelijkenissen gaan kijken worden het weer puzzels die werkelijk ons denken veranderen als we er lang genoeg op kauwen. Wat zou de gelijkenis me over mij vertellen als ik me zou identificeren met degene die het hier aangesproken wordt? Misschien ben ik wel niet de verloren zoon in deze gelijkenis (hoe heerlijk ook), maar de oudste zoon. Misschien ben ik wel niet het verloren schaap maar behoor ik tot de negenennegentig die moeten wachten. Wat zegt dat over mij? Over hoe ik God zie? Over hoe ik denk over de mensen om me heen? Ben ik misschien niet veel meer de gelovige wetgeleerde die Jezus aanspreekt, die moppert op Jezus die eet met zondaars en tollenaars? Die Gods genade graag wil inperken tot zijn idee over rechtvaardigheid? Tot zijn idee over wat hij denkt dat eerlijk is? Is het eerlijk dat de herder feest viert over dat ene schaap terwijl ik in de kudde van negenennegentig gehoorzame schaapjes me bevind? Kan Hij dat dat wel maken? Mij in de woestijn achterlaten en feest vieren over dat ongehoorzame schaapje dat het niet verdient? Hoe voelt dat? Voelt dat rechtvaardig? Wat voel ik diep van binnen als ik naar deze feestvierende herder kijk?

De koning en de ponden

En dan nog het verhaal waardoor ik twee nachten heb liggen piekeren. Het citaat waarmee ik dit blog begon.  Dat is het verhaal van de ponden, dat Wilkin van der Kamp in zijn boek zo uitlegt dat degenen die het beste hun (geestes)gaven gebruiken de grootste beloning krijgen later als het Koninkrijk tot voltooiing komt (Lucas 19: 11-28). Wat zou dit verhaal kunnen betekenen als we ons, als gelovigen niet gaan zien als degenen met de grootste beloning, maar als de slaaf met de minste ponden? De slaaf die niets deed met zijn geld omdat hij bang was voor de koning-in-wording? Omdat hij dacht dat deze een streng man was en dat hij meer zou terugvorderen dan hij gestort had?  Belangrijk is bij dit verhaal eraan te denken dat het allemaal mensen waren die niet wilden dat de man koning zou worden. Zijn landgenoten haatten hem, staat er. Er staat dus niet dat een van de drie dienaren (of anders vertaald: slaven) wel positief over hem dacht. Het verhaal is gericht aan de Joden in die tijd die hem kort na deze vertelling zouden gaan veroordelen. Op rationele gronden? Was de koning echt zo als in het verhaal verteld werd? Waar wordt de dienaar die het minste had en met dat geld niets deed om veroordeeld? “Uit uw eigen mond zal ik u oordelen.” Ik denk dat dat hier echt een kernzin is. Want is dat niet wat Jezus de Joodse gelovigen, met name de wetgeleerden, steeds voorhoudt? Als jullie anderen veroordelen en verwijzen naar een plaats van lijden en oordeel, dan zul je zelf dat oordeel ervaren? Als jij blijft hangen in het beeld van een God van hel en oordeel, dan word je er zelf door veroordeeld? Als we dit verhaal nu eens zouden lezen vanuit het perspectief dat wij het zijn die anderen vertellen dat God een God van hel en oordeel is, dat wij ten diepste bang zijn voor deze God, en dat wij hiervoor tot verantwoording geroepen worden? Als jij denkt dat God zo is, zul je ook dat zo blijven ervaren. Dan zul je zelf lijden aan dat oordeel. Met de maat waarmee je meet, word je zelf gemeten. Het verhaal gaat mijns inziens niet over hoe de koning is, maar hoe de mensen over hem denken. In het bijzonder de woorden en angsten van de derde dienaar.

Dat doet pijn!

Jezelf zien als die derde dienaar doet pijn. Dan is het geen fijn verhaal meer. Het gaat niet meer over dienaren die stonden te juichen bij de komst van koning Jezus en hun beloning gingen ontvangen. Maar wel een verhaal om ons iets duidelijk te maken over ons beeld van God. Zijn wij het die met angst en beven naar de komst van de grote koning kijken? Zijn wij misschien wel die derde dienaar? Hoeveel van het karakter van die derde dienaar herken ik in mezelf? Wat zegt dat over mijn beeld van God? Geloof ik dat die Koning zo is? Dat zo het Koninkrijk van God is? Een paar vragen die mij zo te binnen schieten als ik deze gelijkenis lees. 

Interpreteren

Lezen is interpreteren. En er zijn heel veel verschillende interpretaties mogelijk. Ik suggereer niet dat ik “het weet”. Iedere keer vind ik weer nieuwe ideeën. Ontdek ik nieuwe verbanden. Bedenk ik bij het lezen van een tekst: “Dat ik daar niet eerder aan gedacht heb.” Misschien is dat wel precies het idee van gelijkenissen. Kauw er op. Kom niet te snel tot een conclusie en zeker niet tot een die jou helemaal bevestigt. Want de gelijkenissen zijn puzzels. Puzzels om jouw beeld van God te bevragen. Om jouw beeld van wat geloven is te bevragen. 

Een uitdaging

Durven we het aan om de Bijbel te gaan lezen, in bijzonder de gelijkenissen, niet als bevestiging van ons denken, maar als een constante vraag aan onszelf: Wie ben ik in dit verhaal? Waar sta ik? Denk ik ook zo? Wat vertelt het me over de manier waarop ik naar God, de ander en naar mezelf kijk? Wat vertelt het over hoe ik geloof? 











Geen opmerkingen:

Een reactie posten