maandag 16 januari 2017

Kom, dans nu met mij!

Het is weer zo’n periode. Wachten op uitslagen. Nieuwe onderzoeken. Horen of er een scan moet komen of nog meer onderzoeken. Nadenken of medicatie wisselen zinvol zou zijn. Het maakt je soms horendol. En in mijn achterhoofd voel ik die bijbeltekst alweer opkomen: “God geeft je niet meer dan je dragen kan. “ Misschien ben jij ook zo iemand die Bijbelse reflexen heeft. Bij elk schuldgevoel duikt er een Bijbeltekst op. Ik moet dat kunnen, want de bijbel zegt….Misschien mag ik zo vrij zijn, even in te breken op die cyclus. Jij hoeft helemaal niets te kunnen. 

Niet geleerd

Laten we wel zijn: Niemand heeft me in mijn opvoeding geleerd hoe ik moet leven met twee ziektes. Niemand heeft me geleerd hoe ik moet geloven met twee ziektes. En laat ik meteen nog maar eens duidelijk zijn: Niemand kan me vertellen hoe ik moet geloven of moet omgaan met mijn situatie. Zo, dat lucht alvast op.

Heilig moeten

Het heilige moeten heeft me de afgelopen jaren behoorlijk klem gezet. Ik moest alles maar kunnen. Ik moest blijven geloven. Ik moest vrolijk zijn. Ik moest dapper zijn. En ik moest vooral niet toegeven aan verdrietige gevoelens, terwijl ik in mijn leven het tegenovergestelde ervoer: Ik kon niet alles meer, ik kon niet niet blijven geloven zoals ik dacht dat ik moest geloven, ik kon niet altijd vrolijk en dapper zijn en ik was verdrietig. 

Wat is dat toch met mensen, misschien ook vooral gelovige mensen, dat ze zichzelf zo klemzetten in heilig moeten? Is het iets dat ze elkaar aanpraten? Het staat toch in de bijbel? God geeft je niets wat je niet kunt dragen? Bij God is alles mogelijk? Wees dankbaar onder alle omstandigheden? God geeft nieuwe kracht? 

Eén ding dat ik geleerd heb de afgelopen jaren is dit: Over, en zeker namens God praten valt mensen heel wat makkelijker, dan zwijgen en luisteren naar de mens die tegenover hen zit. En als je goed kijkt en luistert naar de ander, dan ontmoet je jezelf. Je eigen angsten, je eigen falen, je eigen twijfels en je eigen onzekerheden. Niets is bedreigender dan dat.

Bubbel

Na al die jaren vechten en dapper zijn, kwam er de dag, dat ik het niet meer kon. Ik kon niets meer met vrome woorden. Ik kon mezelf niet meer oppeppen met: “God geeft me niet meer dan ik kan dragen”. Ik was failliet. Zo voelde het. Alles wat ik eens verkondigd had, voelde failliet. En voor wie zich ook zo voelt, alsjeblieft, laat het gevoel toe. Neem rustig de tijd om te rouwen. Te beseffen dat heilig moeten en mooie woorden op een dag hol en leeg worden. En dat er een tijd van zoeken komt. Zoeken naar houvast. Zoeken naar wie je bent. Zoeken naar een licht dat je de weg wijst in een donker onbekend land. Mijn mooie goed opgebouwde christelijke bubbel die ik zo zorgvuldig om me heen gebouwd had, platste uiteen….



Stilte

In plaats van mijn gebeden uit te spreken, waar ik normaal geen enkele moeite mee had, zat ik ’s avonds stil te staren naar het licht van een flakkerende kaars. Het werd stiller in mij. De aanvankelijk knagende schuldgevoelens over mijn falen, begonnen langzaam plaats te maken voor heilige stiltes. Waar ze eerst ongemakkelijk waren, werden ze aangenaam en warm. Het begon prettig te voelen dat ik niet meer van alles moest zeggen, niet meer moest nadenken of ik God om genezing of juist om kracht moest vragen. De stilte begon mijn ademruimte te worden. Mijn ademruimte waar ik God kon ademen. Zo voelde het tenminste. Als nieuwe zuurstof. Als een onbekende God, waar ik nooit tijd voor had gehad. Te druk met moeten, met Bijbellezen, met gebed, met hoe ik alles moest integreren in mijn leven. En nu, nu ik niets meer moest, groeide er iets nieuws. Niet iets dat ik met woorden kan of wil benoemen of beschrijven. Iets diep in mijn hart. Iets met Liefde, met Licht, met Vrede en Rust. Iets dat nog heel klein en teer is (-zou het ooit groter worden?-), nauwelijks zichtbaar. Maar als je heel stil bent en je ogen sluit en luistert naar je eigen adem, dan is het er. Ik weet niet of ik het God mag noemen. Misschien wil het wel geen naam hebben, zodat niemand het kan claimen of er grote woorden over kan spreken. Misschien “is” het alleen maar. En mogen we ons er tegenaan vlijen als een kat spinnend bij de warme kachel. 

Dansen

Als er één ding is, dat ik besef, is het dat het (nog) een wankel koord is. Een piepklein draadje waarmee ik verbonden ben met de Eeuwige. Ik merk dat nieuwe slechte uitslagen of mensen die me menen te moeten wijzen op mijn kleingelovigheid of op hun zeker weten dat God me zal genezen, zomaar uit mijn evenwicht kunnen halen. Dat ik wil dansen, maar het (nog) niet altijd lukt. Maar ik geloof, dat ik het kan leren. Ja, ik geloof, dat ik kan leren te dansen ook als het leven pijn doet.

Jij

Als ik in mijn bed lag
 -ik was nog klein-
en het duister 
me overweldigde,
sloot ik mijn ogen
en liep ik door mijn land
van licht en bloemen
fladderende vlinders
en een zachte bries.

De kleuren nam ik mee,
als zacht fluweel
gewikkeld om mijn ziel.
En als het donker werd,
was jij daar 
en danste met me,
en danste tot het donker 
het licht niet meer kon verdragen
en schoorvoetend verdween.

En ergens 
-ik weet niet waar het was
of wanneer-
vervaagde de kleuren, 
verleerde ik te dansen'
verlangde ik naar jou,
als nooit te voren,
maar verkrampte mijn lichaam
en struikelde ik over
duistere obstakels,
duivels en demonen.

Als ik toch weer dansen kon,
dansen in het licht,
van kleuren en schittering,
ongeremd, ongegeneerd,
blote voeten in nat gras,
onze lichamen doordrenkt 
van zomerregens
en een zachte bries
die jouw naam fluisterde
in mijn oor, 
mijn hart.

Kom 
Kom dans
Kom dans nu. 
Kom dans nu met mij.
Jij



Geen opmerkingen:

Een reactie posten