zondag 1 maart 2015

Nachtgesprek (2)

Het was weer woensdagavond en ik was weer op de Royal Mission school en bedacht me om tien voor tien, de avond was nog niet afgelopen, dat ik een trein eerder ging nemen. Waarom? Geen idee. Het kwam gewoon in me op. Meestal ben ik niet zo impulsief, maar iets in me zei dat ik weg moest. Het perron in Veenendaal lag er verlaten bij. Niets bijzonders. Het was vast mijn verbeelding geweest. Ik haalde net de trein, stapte in een leeg treinstel, de deuren sloten en we vertrokken. Ik pakte mijn boek. Iets met "de kracht van gebed." Ik had mijn boek nog niet open of ik hoorde snelle voetstappen en plof, daar plofte mijn drugsverslaafde vriend bij me neer. "Ik dacht al dat u het was! Wat goed zeg, dat ik u zie!" Hij lachte vrolijk naar me. Ik zag aan zijn ogen dat hij al wat gebruikt had. Hij wachtte geen moment en zette meteen het gesprek voort waar we vorige keer gebleven waren. Het was duidelijk dat hij nagedacht had over ons gesprek. Of de Jezus van de Islam dezelfde was als de Jezus waarin ik geloofde. Wat ik van Moslims vond. Waarom ik dacht dat de Bijbel waar was. Nu zag hij mijn boek. Of ik ook in gebed en genezing geloofde? Ondertussen vroeg hij of ik het erg vond als hij cocaïne snoof of dat hij even uit mijn zicht moest gaan. Ik antwoordde dat ik het niet erg vond om bij te zijn, tenslotte zou hij anders achter mijn rug toch ook gebruiken,  maar dat ik het wel erg vond voor hem. Hij maakte er zijn lichaam mee kapot. Hij keek me verrast aan. Vond ik het niet erg dat hij cocaïne snoof waar ik bij was? Hij had dat antwoord duidelijk niet verwacht. En terwijl hij cocaïne snoof, praatten we over zijn verslaving, verval van zijn lichaam en toekomstverwachtingen. Plotseling vroeg hij, hoe het kon, dat ik hem niet veroordeelde. Ik had overduidelijk niets met zijn levensstijl, niets met drugs en criminaliteit, en toch praatte ik nog steeds met hem. Ik wilde zelfs in zijn aanwezigheid blijven als hij gebruikte. Ik was wel een rare vrouw. Zo iemand had hij nog nooit ontmoet. Ik moest glimlachen. Dit leek me het moment om Jezus weer eens intensief ter sprake te brengen. Ik vroeg hem of ik weer uit de Bijbel mocht lezen. Dat mocht. En zo lazen we dit keer van de overspelige vrouw. De Farizeeën willen haar stenigen, zoals de wet voorschrijft. Jezus zegt hen:  ‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.’  (Johannes 8:7). Ik legde het verhaal uit. Niemand staat zonder zonde voor God. Ik legde uit dat ik er niet was om te zeggen dat hij slecht was, maar om hem de liefde van de Here Jezus aan te bieden. Er is er maar een zonder zonde en dat is Jezus. Hij biedt ons Zijn liefde aan. Vergeving. Genade. Nieuw leven. Ik was er niet om hem te veroordelen, wie was ik tenslotte? Ook maar een mens met gebreken. Hij vond dit een geweldige tekst. Hij pakte zijn smartphone en vroeg om de tekst te citeren, zodat hij de tekst in zijn mobiel kon zetten. En zo zat ik een Bijbeltekst als een schooldictee te citeren aan mijn verslaafde vriend. Vrolijk riep hij uit: "Deze ga ik aan mijn vrienden vertellen!"

Te snel waren we weer op Utrecht. Hij keek me bij het verlaten van de trein aan en zei: "Eigenlijk bent u een soort vriend, maar wel een heel bijzondere. Zo één heb ik er nooit gehad. Misschien bent u wel mijn geweten dat me achtervolgt. Een engeltje dat op mijn schouder zit"  en voegde hij toe "wanneer reist u weer met de trein?" En zonder het antwoord af te wachten verdween hij in de massa. Op weg naar zijn vrienden en meer drugs. Ik bid sindsdien elke week voor hem en kijk op Utrecht CS altijd om me heen. Ik weet zijn naam. Ik geloof dat we elkaar nog een keer tegen gaan komen. Toeval geloof ik al lang niet meer in.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten