Preek bij 1 Samuel 2: 1-11 (loflied van Hanna) en Lucas 1: 45-56
(loflied van
Maria) *
Het
was een gewone werkdag in het verpleeghuis. Ik werk op een gesloten afdeling
voor dementerenden. Ik liep naar de huiskamer om iemand te bezoeken en daar op
de gang zat ze weer. Ze zat weer te schreeuwen en was door het personeel op de
kale, koude gang gezet. Alleen. Geen verwijt, want het personeel had geen keus. Andere bewoners werden
agressief van haar geschreeuw en dan moet je soms die keuze maken. Ik pakte een
stoel en ging naast haar zitten. Pakte haar hand. Probeerde haar te kalmeren. maar
ze bleef schreeuwen en om zich heen slaan. Ik zong voor haar, maar het hielp
niet. Legde mijn arm om haar heen, maar kreeg een klap. Opeens overviel me de
zinloosheid en liepen de tranen over mijn wangen. Waarom toch Heer. Waarom? Wat
is het doel hiervan? Het nut?
Een
zelfde gevoel overviel me deze week. Ik las het verhaal van vier tieners. Door
IS werden ze gevraagd Jezus af te zweren en Mohammed als profeet te belijden.
Maar ze weigerden. Ze zeiden: Jezus is er altijd geweest. Hoe kunnen we Hem
ontkennen? En ze moesten het bekopen met de dood. Gruwelijk. Waarom? Waarom al
dat lijden in deze wereld?
We
zitten een paar dagen voor de kerst, misschien wel met ons hoofd bij de
kerstinkopen, het kerstdiner, familiebezoek, kerstversiering en misschien zelfs
wel een beetje kersstress. Maar waarschijnlijk vooral met een vrolijk
gevoel. Vakantie, feestdagen voor de
deur. En daar kom ik met mijn sombere verhalen. Mijn vragen over de soms zo pijnlijke
aanwezige vraag van het lijden. God, wat moeten we ermee?
In
blijde verwachting, het thema van het kindernevendienst project dit jaar.
Verwachting, hoop, vooruit zien, verlangen, allemaal woorden die passen bij de
adventstijd. Maar ongewild, ongewenst, ongekend, zijn woorden die er net zo
goed bij horen. Pijn en verdriet,
vragen. De advent gaat niet alleen over feest. Het gaat ook over een wereld in
nood. Een wereld die zucht onder het lijden van deze tijd. Een wereld die
uitziet naar verandering. Een wereld die wacht op de komst van een Redder en
Bevrijder.
Verwachten
is vooruitzien. Verwachten is hoop houden tegen de verdrukking in. Verwachten
is weten dat God nooit ver weg is ook al lijkt de situatie hopeloos.
We
lazen vandaag de lofzang van twee vrouwen, Hanna en Maria. Twee stukken met
veel overeenkomsten. Hanna en Maria, twee sterke vrouwen die het niet makkelijk
hadden in hun leven. Hanna verlangde zo naar een kind, maar ze raakte niet
zwanger. Ze werd erom gepest. Getreiterd door Peninna, de andere vrouw van
Elkana. En zo gaat Hanna op een dag naar de tempel en zit daar huilend op een
bankje. En ze zegt God: Heb toch oog voor mijn ellende. Denk aan mij, vergeet
me niet. Schenk me een zoon en dan schenk ik hem voor zijn leven aan U.” En
Hanna wordt zwanger en ze baart een zoon en staat hem af. Wow. Wat moet dat
pijnlijk geweest zijn. Wat moet dat heftig geweest zijn. Je hebt eindelijk een
zoon, na al die jaren wachten, en je
staat hem af. Maar in die heftige gebeurtenis op de dag dat ze Samuel naar de
tempel brengt, zingt ze dwars door haar tranen heen een loflied, een prachtig
loflied. Dwars door al haar pijn heen, zingt ze het uit. Ik vind dat
onvoorstelbaar mooi. En heb daar de afgelopen week veel over nagedacht. Keer op
keer raakte het me. Er spreekt ook zoveel verwachting uit. Hanna is dankbaar
voor de grote dingen die God doet en al gedaan heeft. En ze ziet ze, ze heeft
er oog voor, te midden van al het persoonlijk leed dat haar overkomen is, maar
ook te midden van het verdriet van afscheid nemen van haar zoon. In haar lijden
heeft ze uitgezien naar God. En Hij
heeft geantwoord. Niet meteen. Ze heeft veel geduld moeten hebben. Ze heeft een
leven vol verdriet achter zich en staat nu voor misschien wel het moeilijkste
moment in haar leven. Maar ze leefde en
leeft in de verwachting dat God verdriet om zet in iets moois. Haar verdriet
wordt een lied. Een lied van hoop en verwachting. Wat me heftig geraakt heeft
in dit lied, is dat nergens het lijden wordt ontkend. Er wordt ook niet
gesproken over waar het vandaan komt. Er wordt niet gezegd dat God het lijden
wel even zal opheffen. Er wordt ook niet gezegd dat God het lijden veroorzaakt
of dat Hij het juist niet wil en er niets mee te maken heeft. Nee, er wordt
alleen eenvoudig gezegd: het is er. Ja, er is leed in de wereld en God houdt de
wereld in Zijn handen. Die zekerheid hebben we. En we moeten iets met het
lijden. We kunnen het niet zo maar aan ons voorbij laten gaan. En ik denk dat
we er ook iets mee kunnen. Maar hoe dan? En wat dan?
God
ontkent het lijden niet. Hij ziet het juist. Maar het lied benadrukt wel het
menselijke onvermogen om er mee om te gaan. Ontoereikend is de menselijke
kracht. Ontoereikend ons vermogen, onze kracht, om het lijden te beëindigen.
Maar God is het die de treurenden zal troosten en de hongerigen zal voeden. God
onze Heer is het! Wij mogen Hem verwachten in ons lijden. Ontken het lijden
niet. Op een zekere manier, mogen we het omarmen, mogen we het aanvaarden. Niet
passief. Niet als een onafwendbaar lot. Maar we mogen het aanvaarden in de hoop
en verwachting dat God zelf het ziet. Zie in het lijden uit naar wat God gaat
doen, zoals Hanna. En zie op wat God al gedaan heeft. Dat schept verwachting,
hoop. Hanna roept het dankbaar uit in
haar verdriet naar God in de verwachting dat Hij er iets moois van zal maken.
Misschien niet direct. Misschien moet ze wel weer jaren geduld hebben. Maar ze
leeft in hoop en verwachting op God. En
misschien mogen we leed ook wel aanvaarden als iets dat ons opstandig maakt,
dat ons uitdaagt. Dat ons uitdaagt er iets mee te willen doen. Niet te blijven
zitten, maar te gaan zoeken naar uitwegen. Te gaan zoeken naar hoe het anders
kan. Te gaan zoeken naar hoop. Te gaan zoeken naar God. Misschien wakkert het
wel iets in ons aan. Iets dat het uitroept naar God. God wij kunnen het niet,
maar U bent onze hoop! We kunnen het
alleen van U verwachten, want we hebben niets anders meer om het van te
verwachten. U bent onze enige hoop, onze enige uitzicht. We hebben het niet meer
van ons zelf te verwachten, want wij zijn failliet.
Kunnen
we daar in geloven? Kunnen we geloven dat God het leed ziet en zal handelen,
omdat Hij in het verleden ook gehandeld heeft? Kunnen we geloven in een
Vredevorst die komt. Een Koning. Hoop voor de volken. Durven we ons daar aan
vast te houden: een God bij wie alles anders is. Die de wereld op zijn kop ziet
en zet. Verdriet wordt een lied. Maak groot de Koning die recht zal doen. Die
recht zal maken wat krom is. De grote Koning die de tranen af zal wissen en ze
bewaard als kostbaarheden. En dat is ook de hoop van waaruit ik mijn werk kan
doen: “Zie, Ik maak alle dingen nieuw.” Als ik dat niet zou geloven, zou ik
niet aan sterfbedden kunnen zitten. Zou ik niet eenzame stervende mensen kunnen
bezoeken die vijf hoog in een flatje alleen gaan sterven. Alleen de thuiszorg en
arts die hen nog bezoekt. Ik zou het leed van al deze mensen niet kunnen
aanzien als ik niet kon leven vanuit de hoop en verwachting dat God het lijden
ziet en belooft ons tegemoet te komen.
En
dan is er Maria, de lofzang van Maria. Een lied dat al 400 jaar gezongen wordt
in de traditie van de evensong, zo werd mij verteld door een vriend die
jaarlijks een week meezingt. Het is een Anglicaanse traditie om dagelijks deze evensong te
zingen. Zo krachtig. Het Magnificat of wel, de lofzang van Maria is daar een
onderdeel van. Laten we eens naar dit
loflied kijken. Maria, een arme,
eenvoudige vrouw. Niet eens getrouwd was ze toen de engel haar vertelde dat ze
zwanger was. Wat nu? Wat moeten de mensen gedacht en gezegd hebben? Wat moet
Jozef, haar verloofde, gedacht hebben? En er is geen geld, geen warm nestje
voor haar kindje. Er is armoede. Zal ze blij geweest zijn met de komst van haar
kindje? Ik weet het niet, maar ik vermoed dat ze er best haar bedenkingen over
had en dat vreugde en verdriet elkaar afgewisseld hebben. En ook zij zingt een
loflied, dwars door al haar vragen heen. Dwars door de twijfel. Hoopvol en verwachtingsvol. God die haar ziet. Die haar heeft aangezien.
Zij, Maria, wat stelt ze voor in de ogen van de wereld? Maar God zelf heeft
haar aangezien, heeft omgezien. Hij geeft om haar. Ook Maria zingt, net als
Hanna, haar hoop uit over een God die het lijden ziet. En ze ervaart dat God groot maken met haar
ziel, leidt tot blijdschap in haar geest. De ziel is waar je gevoelens zitten.
De psyche. De geest is waar de kracht zit om te weten, te beslissen, te
handelen. In het Grieks pneuma. Dat is
wat Maria nodig heeft om om te gaan met haar vragen en twijfels: een geest die
zich ondanks aardse problemen en lijden kan verblijden in God. God haar Redder,
staat er. Gevoelens uiten van dankbaarheid aan God leiden tot het weten dat God
haar Redder is. God, die hoop is voor de armen en verdrukten, hen ziet. Een
God, die de wereld op zijn kop ziet. De rijken stuurt hij weg en heersers stoot
hij van de troon. Is dit een aanklacht tegen rijkdom? Nee, ik denk meer dat het
een verlangen is naar een nieuwe wereld, waar recht gedaan zal worden. Wij
snappen er vaak niets van. We snappen niets van het lijden op deze wereld. Maar
God is goed en rechtvaardig en ziet het lijden. En Hij trekt zich het lot aan
van mensen en zegt: Houd vol! Ik heb het gezien. Ik zal recht doen. Blijf
lofzingen. Blijf danken. Zie uit naar Mij! Ik vergeet jou niet! Ik vergeet deze
wereld niet.
Er
zijn meer parallellen tussen deze twee prachtige lofliederen van Hanna en Maria.
Maria zal ook een zoon krijgen, net als Hanna een zoon kreeg. Wonderlijk. Niet
voorzien. Onverwacht. En ze zal haar Zoon ook afstaan aan de wereld. Hij zal de
Redder zijn van de wereld. En al in zijn aankondiging zien we dat Hij de wereld
op zijn kop zal zetten. Niet een Koning met macht, maar een Vredevorst. Niet
een Koning van rijkdom, maar een kindje in een arme stal, kwetsbaar, de minste.
Niet een Koning die over Zijn volk heenwalst, maar een herder, die verloren
schapen liefdevol in de armen sluit. Niet een Koning, die alleen zichzelf ziet
en geen oog heeft voor zijn lijdende volk. Maar een Koning die zichzelf wegcijfert,
die zelf lijdt aan het kruis, zodat wij het lijden kunnen dragen. Het Evangelie
is kracht in zwakheid. Geen opgeblazen woorden. Geen hoogmoed. Geen rozengeur
en maneschijn. Nee, Jezus die de minste wilde zijn. Die niet kwam om te
oordelen maar te dienen. Die niet het
lijden ophief, maar zei: Ik draag het met jou.
Lijden,
het zal altijd een vraag blijven. Waarom? Maar blijf zingen, blijf God de
lofzingen, want Hij heeft het gezien. Verwacht dat Hij van verdriet een lied
maakt. Verwacht het Kindje in de kribbe, de hoop voor de Volken, die de wereld
op zijn kop zet, ook ruim 2000 jaar na Zijn geboorte.
Amen
*1 Samuel 2:
1-11
1 Toen bad
Hanna en zeide: Mijn hart springt van vreugde op in den HEERE; mijn hoorn is
verhoogd in den HEERE; mijn mond is wijd opengedaan over mijn vijanden; want ik
verheug mij in Uw heil.
2 Er is
niemand heilig, gelijk de HEERE; want er is niemand dan Gij, en er is geen
rotssteen, gelijk onze God!
3 Maakt het
niet te veel, dat gij hoog, hoog zoudt spreken, dat iets hards uit uw mond zou
gaan; want de HEERE is een God der wetenschappen, en Zijn daden zijn recht
gedaan.
4 De boog
der sterken is gebroken; en die struikelden, zijn met sterkte omgord.
5 Die
verzadigd waren, hebben zich verhuurd om brood, en die hongerig waren, zijn het
niet meer; totdat de onvruchtbare zeven heeft gebaard, en die vele kinderen
had, krachteloos is geworden.
6 De HEERE
doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder
opkomen.
7 De HEERE
maakt arm en maakt rijk; Hij vernedert, ook verhoogt Hij.
8 Hij
verheft den geringe uit het stof, en den nooddruftige verhoogt Hij uit den
drek, om te doen zitten bij de vorsten, dat Hij hen den stoel der ere doe
beërven; want de grondvesten des aardrijks zijn des HEEREN, en Hij heeft de
wereld daarop gezet.
9 Hij zal de
voeten Zijner gunstgenoten bewaren; maar de goddelozen zullen zwijgen in
duisternis; want een man vermag niet door kracht.
10 Die met
den HEERE twisten, zullen verpletterd worden; Hij zal in den hemel over hen
donderen; de HEERE zal de einden der aarde richten, en zal Zijn Koning sterkte
geven, en den hoorn Zijns Gezalfden verhogen.
11 Daarna
ging Elkana naar Rama in zijn huis; maar de jongeling was den HEERE dienende
voor het aangezicht van den priester Eli.
Lucas 1:
45-56
45 En zalig
is zij, die geloofd heeft; want de dingen, die haar van den Heere gezegd zijn,
zullen volbracht worden.
46 En Maria
zeide: Mijn ziel maakt groot den Heere;
47 En mijn
geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker;
48 Omdat Hij
de nederheid Zijner dienstmaagd heeft aangezien; want zie, van nu aan zullen
mij zalig spreken al de geslachten.
49 Want
grote dingen heeft aan mij gedaan Hij, Die machtig is, en heilig is Zijn Naam.
50 En Zijn
barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over degenen, die Hem vrezen.
51 Hij heeft
een krachtig werk gedaan door Zijn arm; Hij heeft verstrooid de hoogmoedigen in
de gedachten hunner harten.
52 Hij heeft
machtigen van de tronen afgetrokken, en nederigen heeft Hij verhoogd.
53
Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig
weggezonden.
54 Hij heeft
Israël, Zijn knecht, opgenomen, opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid.
55 (Gelijk
Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham, en zijn zaad) in
eeuwigheid.
56 En Maria
bleef bij haar omtrent drie maanden, en keerde weder tot haar huis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten