Moeten vergeven, maar niet kunnen
vergeven. Het is een thema dat ik de afgelopen tijd veel tegenkwam in
pastorale gesprekken. Ik schrijf bewust “moeten vergeven”, want
we vinden dat we als christen moeten vergeven. Het is onze opdracht
vanuit de Bijbel en het is zelfs de enige opdracht die in het Onze Vader genoemd wordt: gelijk wij vergeven onze schuldenaren.... Sommige
kerkgenootschappen leggen er daarom veel nadruk op. Is er iets mis
gegaan, dan moeten de partijen zo snel mogelijk samenkomen en moet er
vergeving uitgesproken worden. En dan is het klaar. Kort door de bocht.
Maar helaas, dat zijn verhalen die ik hoor en ook zelf meegemaakt
heb.
Het is een ingewikkeld thema, waar ik
graag eens, vanuit een ander perspectief, mijn gedachten over wil laten gaan in dit blog.
Verdienmodel
Wat is vergeving eigenlijk? Om grip te
krijgen op het Bijbelse idee van vergeving, zoals Jezus daar over
spreekt, moeten we eerst terug naar de tijd van de Bijbel en de
ideeën die toen heersten. Gods gunst was een verdienmodel. Je kon
alleen Gods gunst verdienen als je je hield aan de wetten: offerwetten, spijswetten, reinigingswetten. Iedereen werd langs de
meetlat van de wet gelegd. Jezus echter komt met een nieuw verhaal, een nieuw perspectief: de
meetlat van de liefde. En we leggen er niet de ander langs, maar
onszelf. Oordeel niet, opdat jij niet geoordeeld wordt. Haal eerst de
balk uit je eigen oog. Heb je vijanden lief. We zien een verschuiving van het je houden aan meetbare
wetten, naar het leren leven vanuit onmeetbare begrippen: liefde,
barmhartigheid, vergeving. Een verschuiving van leven vanuit opdrachten die je kunt
vervullen (bv. een offer brengen) naar leven vanuit doorlopende
opdrachten die nooit klaar zijn: liefhebben, vergeven, vrede bewaren en niet oordelen.
Hoe weet je of je het goed genoeg doet, als je taak eigenlijk nooit af is?
Is dat wel eerlijk?
Het geloof in die tijd was, zoals gezegd, gebouwd op een verdienmodel: voor wat hoort wat. Als ik me aan de wet houd, dan verdien ik Gods gunst. Als jij je aan de wet houdt, dan ben je een goede gelovige. Jezus zet ons denken over God en geloof op z'n kop. De werkers van het eerste uur krijgen evenveel als de werkers van het laatste uur. Dat is toch niet eerlijk? De overspelige vrouw wordt vrijgepleit, de tollenaar wordt in de armen gesloten en de moordenaar mag in het paradijs plaatsnemen. Allemaal mensen die zich niet aan de wet hielden. God laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Het knaagt aan ons. Het schuurt. Dit is niet hoe het werkt. Dit is niet hoe we diep van binnen willen dat het werkt. Zij verdienen het toch niet? En dat is dus precies waar het om gaat in het Evangelie: God die zoveel van ons houdt, dat we krijgen wat we menselijkerwijs niet verdienen: genade om niet. Liefde oneindig groot. Begrippen waar we ons geen voorstelling van kunnen maken. En wat maken wij daar dan graag weer een wettische bedoening van: je moet wel geld geven aan de kerk, je moet wel naar de kerk gaan, je moet wel vergeven, je moet het wel geloven zoals ik, want anders zou God je wel eens zijn gunstbewijzen kunnen ontzeggen. Want het kan toch niet dat Hij van me blijft houden als ik niet vergeef?
Perspectiefwissel
Ik geloof dat we vergeving vaak vanuit
dat perspectief van de
Farizeeërs zien, het meetlatperspectief. Het zit zo diep in ons. God zegt dat ik moet vergeven.
Als ik dat niet doe, dan ben ik geen goed christen. Of misschien
zelfs: als ik dat niet doe val ik buiten de gunst van God. Het kan
niet zijn dat Hij van me blijft houden. Wat er dan gebeurt, is dat er
een enorme druk op je wordt gelegd om iets te snel te doen, omdat het
moet. Maar het lucht niet op. Het bevrijdt niet. Het is niet van harte. En je gaat je
schuldig voelen omdat het niet lukt, omdat je achter blijft met wrok,
verdriet, pijn en je je onbegrepen voelt. Volgens mij gaat het bij
vergeven ergens anders om. Vergeven, je vijand liefhebben, niet
oordelen, het zijn allemaal opdrachten waar we menselijkerwijs te
kort in schieten. Die zo moeilijk zijn, dat niet een van ons voldoet
aan die meetlat. Het zijn opdrachten die ons aan het denken moeten
zetten over dat hele concept van voor-wat-hoort-wat. Die ons aan het
denken moeten zetten over de onvoorwaardelijke liefde van God en zijn
genade. God, zo anders dan wij mensen. Die ons aan het denken moeten
zetten over geloof: het is een doorgaand werkwoord. Een levenslang
proces van leren. Leren om steeds meer ons menselijk meten los te
laten en ons over te geven aan die onverdiende genade en liefde van
God in al onze tekortkomingen. Ontvangen om niet. En dat weer te mogen weerspiegelen in ons
eigen leven.
Onmogelijke opdracht
Wat is vergeven? Misschien eerst maar
eens stilstaan bij wat vergeven niet is. Vergeven is niet een meetlat
om te bepalen of je wel of niet Gods liefde verdient. Vergeven is ook
niet de ander vrijpleiten van schuld of moeten vergeten wat je is
aangedaan. De schuld van de ander daar zal die persoon zelf mee
moeten zien in het reine te komen. En als er een strafbaar feit
gepleegd is, dan betekent het ook niet dat de ander dus niet ter
verantwoording geroepen moet worden door bevoegde instanties. Vergeven is
in de eerste plaats een proces waarbij jij jouw pijn onder ogen ziet.
Wat je is aangedaan is onrecht. Het doet pijn. Het geeft verdriet. En
het liefste zou je willen dat de ander daarvoor sorry zegt en nog
liever zou je misschien zien dat de ander net zoveel lijdt als jij.
Die pijn, die gevoelens van wraak houden jou gevangen. Ze veroordelen
jou. En als je vindt dat je moet vergeven omdat God anders niet meer
van jou kan houden, dan veroordelen ze jou dubbel. Vergeven is
loskomen van dat oordeel. Het los kunnen laten dat de ander eerst
moet lijden of sorry zeggen, omdat jij anders niet verder kunt.
Loslaten van dat voor-wat-hoort-wat-principe. Maar ook zien dat
vergeven een werkwoord is. Niet iets dat afgedwongen kan worden. Het is iets
waar je samen met God mee mag worstelen. In vergeving komen
onmogelijke grootheden samen: je vijand liefhebben, niet oordelen, je
andere wang toekeren aan wie jou pijn doet en God die het laat regenen over rechtvaardigen
en onrechtvaardigen. Grootheden waar we niet bij kunnen als mens. Waar we tot
ons sterven mee zullen worstelen. En die ons terugbrengen naar de
alleronmogelijkste grootheid: de onvoorwaardelijke liefde van God.
Vergeven is menselijk gezien onmogelijk. We kunnen alleen in de
overgave aan Gods liefde er dichterbij komen. Steeds terug naar dat
fundament. En hoe meer we daarvan gaan ervaren, hoe meer ruimte er
zal komen voor de ander, ook om de ander te vergeven. Maar het is een
proces, misschien wel een levenslang proces. Zeker niet iets dat je
even op bevel kunt doen.
Onvoorwaardelijke liefde
Ik denk dat er daarom zoveel nadruk op
vergeven ligt in de Bijbel. Omdat daarin alles samen komt wat Jezus
ons leert. Wie blijft hangen in oordeel en niet kan vergeven, roept
een oordeel af over zichzelf. Niet een letterlijke hel, maar wel een
hel in zichzelf. Hij zal nooit de vrijheid proeven die te vinden is
in die onvoorwaardelijke liefde van God. Nooit de vrijheid die het
geeft als je Gods genade gunt aan alle mensen, de arbeiders van het
eerste uur en die van het laatste. En zelfs aan de moordenaar aan het
kruis. Als je kunt geloven dat Gods liefde werkelijk onvoorwaardelijk
is voor wie zich er aan over durven geven -voor jou en voor die
ander- dan komt vergeving dichtbij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten