Gebedsschriftje
Ik staar wat voor me uit. Voor me ligt mijn gebedsschriftje. Ik schrijf er gebedspunten in op, maar ook mooie Bijbelverzen, liederen, citaten uit preken, gebedsverhoringen.
Vandaag is het nog leeg.
Niet meer te genezen
Vanmorgen was ik bij een cliënt. Nog niet zo heel oud. Vijf maanden heb ik deze persoon bezocht. Van het moment van de diagnose “niet meer te genezen” tot het moment van afscheid vanmorgen. Naar het ziekenhuis wilde de persoon niet. En dus lag de persoon alleen in het huisje met ’s morgens en ’s avonds een bezoekje van thuiszorg. Ik zat vaak in het rommelige huisje aan het bed op mijn vaste stoel, die ik altijd eerst moest ontruimen. Om de week bezocht ik de persoon. In slechte weken iets vaker. Het hele levensverhaal werd me toevertrouwd. Alle angsten, zorgen. Pijn en schuld. Verdriet. Eenzaamheid. Een complex leven. Zonder God. Maar verlangend naar een God. Al in het eerste gesprek mocht ik God bij de persoon introduceren. Samen gingen we zoekend op weg. Er kwam verzoening met het verleden. Er kwam troost. We huilden vele tranen. We. Ja, ik hield het soms ook niet droog. God was er zo voelbaar aanwezig. Elk woord uit de Bijbel, elk gebed, elk lied vulde de leegte die het leven had gevormd. Het was een eerlijk, oprecht zoeken. Niet gekleurd door kerkmuren of tradities. Een openheid en een verlangen die mij zelf ook opnieuw naar God lieten kijken. Met nieuwe ogen. Vragen die zo uit het hart kwamen. Twijfelend en zoekend gaven we ons over aan het mysterie van het geloof. Ik herinner me een ochtend dat we samen het verhaal van Jezus in de storm lazen. En na het verhaal luisterden we samen naar de wind die om het huisje blies. We keken uit het raam naar de bomen die scheef stonden in de stramme voorjaarswind. En we wisten, we vergaan niet. We hebben Jezus aan boord. Het was een heilige stilte.
We baden samen. We vertrouwden alle vragen toe aan God. En o ja, Hij antwoordde. Vaak op bijzondere wijze.
Lied
En vanmorgen. We baden nog een keer. Ik zegende de persoon. We omhelsden elkaar voor een laatste keer en zongen:
"Leg Heer uw stille dauw van rust
op onze duisternis.
Neem van ons hart de vrees, de lust,
en maak ons innerlijk bewust
hoe schoon uw vrede is."
Een lied dat ons beide de tranen over de wangen liet stromen. Dwars door het duister heen, door de angst voor het naderend sterven, klonk Jezus shalom.
Afscheid
Nu is het niet meer aan mij. Vandaag, morgen of overmorgen zal ik per mail of telefoon een bevestiging ontvangen: Persoon x is overleden. Ja, dat is mijn werk. Mensen aan de deur van het Vaderhuis brengen. En dan moet ik afscheid nemen.
Ik pak mijn pen. Nog één keer schrijf ik de naam van persoon X in mijn gebedsschriftje en schrijf de woorden van dat prachtige gezang 463 erbij: "Heer, maak ons innerlijke bewust hoe schoon Uw vrede is.”