woensdag 13 september 2023

De demiboy

 

Puur uit interesse vroeg ik een van de kinderen naar de verdeling man-vrouw in de nieuwe klas. “Dat is toch helemaal niet nodig om te weten? Wat maakt dat nu uit?”, kreeg ik als antwoord. En natuurlijk was dat waar. Maar ik kreeg uiteindelijk toch antwoord op mijn vraag. “Twee en een halve jongen en verder meiden.” Ik viel even stil. “Waar komt die half vandaan?” “Een demiboy”, zei kind alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Hoewel mijn vocabulaire de laatste jaren flink is uitgebreid, was deze term nog niet bij me doorgedrongen. “Het is een vorm van non-binair zijn, waarbij je je meer man voelt, maar niet helemaal man.”

Moet dit nu?

Ik kan me voorstellen dat je op dit punt in mijn blog de weg al bent kwijtgeraakt en je je afvraagt waar al deze termen nu voor nodig zijn. Is dit hip? Een trend?  Vroeger was dit niet zo, dus…  Moet dit nu? Een paar van mijn gedachten hierover op een rijtje.

Dat er vroeger geen termen voor waren, betekent niet dat het vroeger niet bestond. Natuurlijk waren er jongens die zich geen jongen voelden, had je “jongensachtige meiden” en mensen die je niet zo duidelijk in een hokje kon plaatsen. Alleen dachten we allemaal strikt in vrouw en man, de kerk voorop, cisgender. En we gingen ervan uit dat je heteroseksueel was. De samenleving was en is heteronormatief en de kerk nog veel sterker. Of zoals een van in kinderen het zo mooi zei: “Waarom gaat iedereen in de kerk ervan uit dat je hetero bent? En moet je het uitleggen als je een andere oriĆ«ntatie hebt? Hetero’s hoeven dat toch ook niet uit te leggen? Waarom zou je  moeten verantwoorden als je niet hetero bent? Als mensen nu eens niet meteen denken dat je hetero bent…”

 


 

Waarom al die namen?

Maar als mensen niet in een hokje gestopt willen worden, waarom dan al die namen? Een naam geeft je bestaansrecht. Een naam geeft erkenning. Een naam zorgt dat je niet meer alleen bent in je worstelingen. Er zijn er meer zoals jij. Een naam schept ruimte. Het maakt zichtbaar wie je bent. En eigenlijk zou je hopen dat de naam Mens genoeg is, maar zolang we denken vanuit een cisgender en heteronormatief oogpunt, zijn er begrippen nodig om anderen ook zichtbaar te maken. Zichtbaar te maken dat geaardheid en gender geen zwart-wit begrippen zijn.

Een van mijn kinderen vroeg me samen de Netflix serie Heartstopper te kijken. Een lieve, vrolijke en aangrijpende serie over een stel queer-tieners. Charlie, die homo is en gepest wordt. Nick, die verliefd wordt op Charlie en uit de kast komt als biseksueel. We zien zijn worstelingen en ook die van zijn omgeving. Dan is er nog Elle, een transmeisje . In seizoen twee worden we ook nog onderwezen over aseksualiteit en men fluistert dat in het derde seizoen er een non-binair personage komt. Een serie die je vanuit een ander perspectief naar de wereld laat kijken. Schrijnend om de pijn van de worstelingen, het pesten en alle psychische problemen die ontstaan door het niet geaccepteerd worden in beeld te zien.

Recht van spreken?

Nu begeef ik me, met dit blog een beetje op glad ijs, want zelf vind ik dat ik geen recht van spreken heb. Dat is nu juist het probleem. Dat zoveel mensen (in de kerk) , die zelf cisgender en hetero zijn meningen formuleren over deze thema’s, liefst laten ze God daarbij ook nog spreken, een mannelijke, hetero God. Zouden we niet beter stil kunnen zijn en gewoon kunnen luisteren? Horen hoe het is als je geen ruimte ervaart? Als je oordeel ervaart? Als je worstelt met wie je bent? Worstelt of je er mag zijn?

Even omdenken

En dan nog iets over Jezus. Seksualiteit, gender, dat waren geen thema’s waar Hij ons over onderwees. Wel leven vanuit de verwelkomende, uitnodigende liefde die de Vader voor een ieder van ons tentoonspreidt. Leven zonder een oordeel. De mens zien als mens. En bij jezelf te raden gaan, waar je tekortschiet in barmhartigheid en liefde. Zien waar een oordeel op de loer ligt.

Dat brengt me terug bij de vraag waarmee ik begon. Moet dit nu, al die termen? Dat is weer een typische gedachte van wie het niet raakt en aangaat. Draai het om. Hebben we oog voor al deze mensen voor wie gender en seksuele geaardheid een belangrijk thema vormen in hun leven, omdat ze niet aan “onze standaard” voldoen en zich niet gezien voelen? Zouden we hen zien als ze zichzelf geen naam gaven? Zouden we hen erkennen, herkennen? Zouden we (ik, de kerk, de samenleving) bij onszelf herkennen en erkennen dat we altijd maar (eerst) vanuit ons heteroseksuele, cisgender oogpunt de wereld inkijken? En is dat niet precies wat Jezus steeds weer doet in zijn onderwijs: ons tot omdenken aanzetten?

Kan het wat inclusiever?

Zondag in de dienst maakte ik me er weer "schuldig" aan. Ik gebruikte in mijn Bijbeluitleg “broeders en zusters”. Mijn kind wees me er nog even op na de dienst. “Mam, je deed het weer!” En het was waar. Ik had door “verwanten”, “familie” of iets in die richting te gebruiken, de zin anders kunnen formuleren. Onzin? Nee. We hebben vaak zelf niet door hoe makkelijk we mensen buitensluiten met onze woorden. Ik voel me gezegend dat ik een kind heb dat me daar op wijst. Dat me helpt mijn taal inclusiever te maken. Dat met mij gelooft in Jezus’ boodschap van inclusiviteit. Op te komen voor wie anderen niet kunnen zien, niet willen zien of moedwillig buitensluiten.

Het is nodig!

Met een schok las ik deze week op Facebook een bericht over een regenboogzebrapad, dat zo vaak beklad was en schoongemaakt moest worden, dat de kleuren vervaagd waren en het opnieuw geverfd moest worden. Onder het bericht stonden ruim 800 reacties. Ik heb ze niet allemaal gelezen, maar ik schat dat er zo’n 80 procent onaardige reacties stonden. Ik denk zo’n 10 procent hatelijk en zelfs met dreigingen. Daarom is het dus nodig dat we hierover spreken. In ons gezin, in de samenleving, in de kerk.

zondag 7 mei 2023

De (on)macht van de liefde

 


Macht. Het was een thema waar ik me de afgelopen weken door verschillende gebeurtenissen mee bezighield. Macht die mensen op elkaar willen uitoefenen. In het dagelijks leven. Op het werk. In conflictsituaties. Macht heeft altijd te maken met het elkaar niet als gelijkwaardig zien, geen gelijkwaardige relatie hebben. Macht wil je uitoefenen op anderen om te laten zien wie de baas is. Er zit altijd een angstcomponent in. Als je dingen verkeerd doet kan dat consequenties hebben voor degene op wie macht wordt uitgeoefend. Een kind dat gestraft wordt door zijn ouders als het niet luistert bijvoorbeeld. De werknemer die ontslagen wordt door zijn baas, omdat de persoon niet voldoet aan de eisen van de baas. De verkeersovertreder die een boete krijgt van de overheid. Zo werkt de mens. Er is macht nodig, pressiemiddelen, om de samenleving te laten functioneren. Je hebt macht nodig om te leren wat goed en fout is. Dat is tenminste de geldende norm.

God is almachtig

God is (al)machtig. Die uitspraak verraadt veel van ons denken over God. De almachtige God  dat is een God die dwingt. Die alles regelt. De God van het Oude Testament. De God die veel mensen graag willen. Hij straft de onrechtvaardigen. Hij neemt wraak. Je kunt hem aan jouw kant “claimen” als jij de juiste dingen doet. Want zo is het met macht. Iemand die macht over je heeft, moet je te vriend houden en de juiste dingen voor doen en tevreden stellen. Zoals gezegd: als je dingen verkeerd doet kan dat consequenties hebben. Het is de God die precies past in ons menselijk denken over macht. Wij mensen hebben straf als pressiemiddel nodig om op de juiste weg te blijven.

 


 

Een "onmachtig" God

Het Nieuwe Testament staat vol van de omdenkteksten. Teksten die ons gewone denken bevragen en op z’n kop zetten. Zo ook Jezus spreken over macht en de wet. De wet die gegeven is in het Oude Testament wordt door Jezus uit de zone van macht en pressiemiddelen gehaald en in het licht van de onmachtige liefde geplaatst: Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. Er is geen straf als je het niet doet. Er is geen pressiemiddel. Het enige pressiemiddel wat Jezus aanvoert, is dat je jezelf in de weg loopt als je het niet doet: wie oordeelt zal zelf oordeel ervaren, maar wie in de liefde leeft, is vrij.

Jezus laat ons een “onmachtige” God laat zien. Een God van liefde en genade, die vijanden liefheeft, die vergeeft. Die het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Die vraagt niet het kwade met het kwade te vergelden , maar het kwade met het goede te bestrijden, zo vat Paulus het samen. Het wringt. Het is tenenkrommend voor ons mensen die denken vanuit macht en straf. Liefde oordeelt niet, is niet zelfzuchtig, niet dwingend. Het Nieuwe Testament spreekt van een God die de angst uitdrijft. Waar liefde is, is geen angst. In de brief van Johannes staat het zo: Wie niet in de liefde is, heeft God niet, want God is liefde.

Liefde en lijden

Een “onmachtige” God. Dat is niet de God waarop we hopen. We willen een God die ons lijden omdraait, ingrijpt bij onrecht en zorgt dat we niet door het donker hoeven. Zelf geloof ik, dat juist de “onmacht” van God, een antwoord is op ons lijden.  Ik denk namelijk dat je het lijden alleen uit kunt houden als je gelooft in een “onmachtige God”. Een God die niets anders dan liefde is. Die niet boven ons staat, dwingt en macht uitoefent en die we te vriend moeten houden, of anders dreigt er straf, maar een God die met ons is. Een God die zegt: "Ik zal er zijn." Die niet oordeelt, maar vergeeft. Liefde is “onmacht”. Afzien van de macht waar je denkt recht op te hebben. Afzien van oordeel. Afzien van het boven anderen willen staan. Je kunt alleen er helemaal voor de ander zijn als je durft ”onmachtig” te zijn en naast iemand durft te staan. Ik zeg “durft”, want het is een risico. Het maakt je kwetsbaar. Maar als je met iemand in het lijden wil zitten, kan dat alleen als je durft los te laten. Durft te zeggen dat je de antwoorden niet weet. Durft te geloven in Gods ”onmacht”. Durft de ander werkelijk te zien. Niet bang bent zelf geraakt te worden door het lijden van de ander. Niet bang bent voor onmacht. Niet bang bent voor duister, omdat je weet dat ook daar -juist daar misschien wel- Gods licht (liefde) kan komen. En die weg van de liefde, is een weg van leren, van vallen en opstaan, van oefenen, je leven lang. Maar het begint bij omdenken: niet denken vanuit macht, maar vanuit onmacht. Niet vanuit pressie, maar vanuit liefde.

Vermanen uit liefde?

Maar je kunt toch ook vermanen “uit liefde”? “God wil niet dat je….. Ik zeg dit uit liefde, zodat je niet afdwaalt.” Ik denk dat dit niet de niet-dwingende, onmachtige liefde is waar Jezus over spreekt, maar een liefde uit angst geboren. Angst voor een God die vergeldt. Een God die ons langs een meetlat legt en aan onze daden afmeet of we er wel bij mogen horen. Maar dat is niet de God die Jezus ons laat zien. De God die liefde als meetlat heeft. God die “werkt vanuit onmacht”. 

Liefde is onmacht

Liefde is onmacht. Althans zo voelt het voor mij. Niet oordelen, afzien van woorden als “jij moet dit doen, want anders…”.  Het voelt als zwak zijn, tegen onze menselijke natuur in. Ik geloof echter dat onmacht -de liefde- de sterkste macht is die we hebben. Het is de macht die ons fouten laat toegeven, zoekt naar vergeving, afziet van oordeel en drijft om het goede te doen en in ieder mens het goede -het beeld van God- te zien. Het is de macht die ons kwetsbaar maakt en laat toegeven dat we geen antwoord hebben op het lijden. En dat dat misschien wel het sterkste antwoord is dat we hebben. Dat niet-weten de hoogste vorm van weten is. Pas dan is er ruimte voor overgave. Overgave aan God, aan de liefde. Het neemt angst weg. Dat we het lijden alleen kunnen verdragen als we de macht opgeven. De macht om ons leven en andermans leven te willen regeren. Het recht op antwoorden. Het recht op een leven zonder pijn, zonder verdriet, zonder duisternis, zonder moeilijkheden. 

Ruimte en licht

In een pastoraal gesprek dat ik recent had over grote vragen, twijfels, depressie en duisternis, voelde ik alleen maar onmacht. Maar juist die onmacht bracht iets van licht in het duister in datzelfde gesprek. Bracht ruimte in het gesprek. Het samen erkennen dat er geen antwoorden zijn. Het samen geraakt worden door het duister dat iemand overvalt. Het maakt mij als pastor kwetsbaar om mij te laten raken door het duister van de ander. Samen met de ander in stilte in het duister te zitten. Maar het maakt me ook ontvankelijk voor de Liefde. De Liefde die de grootste is in al haar onmacht.